CD-recensie
© Siebe Riedstra, december 2022 |
Hoewel de Oostenrijkse componist van Hongaars-joodse afkomst Hans Gál ontsnapte aan de klauwen van de nazi's werd hij niettemin slachtoffer van de ontwrichting die het Derde Rijk veroorzaakte in de muziekgeschiedenis. Gál (1890-1987) was tot 1933 een uiterst succesvol componist en administrateur. Zijn opera Die heilige Ente werd in meer dan twintig theaters uitgevoerd en hij was van 1920-1933 directeur van het Conservatorium te Mainz. Toen Hitler aan de macht kwam werd hij ontslagen, keerde terug naar zijn geboorteland en werkte daar tot de Anschluss. In 1938 week hij uit naar het Verenigd Koninkrijk, waar hij te maken kreeg met de wetgeving die burgers van een vijandige natie in kampen zette en verbood om te werken. Na de oorlog vond hij in Schotland een nieuw onderkomen en een baan als artistiek adviseur van het Edinburgh Festival. In die nieuwe situatie componeerde hij de helft van zijn meer dan honderdveertig werken. Helaas was er in het naoorlogse muzikale klimaat weinig belangstelling voor zijn composities, domweg omdat zijn schrijfstijl als verouderd werd beschouwd, zeker gezien in het licht van de heersende nieuwe inzichten die in de jaren vijftig en zestig de norm werden. Hans Gál leek na zijn dood voorgoed vergeten, maar de opkomst van nieuwe onafhankelijke cd-labels zorgt er in de eenentwintigste eeuw alsnog voor dat zijn werk discografisch ontsloten wordt. Het Duitse label CPO presenteert hier een cd waarop de piano centraal staat in twee werken die hun discografische première beleven: een Pianokwartet voor de linkerhand en een Concertino voor piano en strijkorkest. Het pianokwartet werd geschreven in opdracht van de Oostenrijkse pianist Paul Wittgenstein. Wittgenstein verloor in de Eerste Wereldoorlog zijn rechterarm, maar weigerde zijn loopbaan als pianist op te geven en ontwikkelde een volwassen speelmethode voor de linkerhand alleen. Hij was de zoon van de schatrijke grootindustrieel Karl Wittgenstein - en broer van de filosoof Ludwig - en kon het zich permitteren om opdrachten te geven aan de grootste componisten van zijn tijd. Zo ontstonden pianoconcerten en kamermuziek voor de linkerhand van Ravel, Prokofjev, Strauss, Britten, Hindemith, Schmidt en Gál. Wittgenstein beschouwde die stukken als zijn persoonlijk eigendom, niemand anders mocht ze spelen en hij maakte naar believen veranderingen (in het concert van Ravel!!) of speelde ze helemaal niet, zoals de concerten van Prokofjev en Hindemith. Gál voltooide de partituur van zijn pianokwartet in 1926. Wittgenstein stelde de nodige veranderingen voor, en voerde het werk drie maal uit. Daarna bleef het contractueel zijn eigendom, en liet Gál het verder ook voor wat het was. De veranderingen nam hij echter niet in zijn eigen partituur over. Het kwartet is een volbloed romantische schepping van krap een half uur, die de lijn Johannes Brahms via Alexander Zemlinsky doortrekt. Vooral in het nostalgische derde deel, een Adagio, laat Gál zijn grote melodische kwaliteiten de vrije loop. Het driedelige concertino voor piano en strijkorkest uit 1934 is met krap een kwartier bescheidener van omvang, en slaat ook muzikaal een lichtere toon aan. Van dit werk bestaat overigens ook een versie voor twee piano's. De Suite voor piano solo is het vroegste werk op de cd en dateert uit 1922. Het is in een pseudo-barok idioom geschreven met een Sarabande en een onvervalste Gigue. De cd wordt afgesloten met een kort impromptu voor altviool en piano - een passende uitsmijter. Pianist Gottlieb Wallisch (Wenen, 1978) beleeft duidelijk plezier aan deze met veel vakmanschap en een grote dosis muzikale fantasie gecomponeerde werken. Hij wordt uitstekend gesecondeerd door de leden van het Aron Quartett en het Franz Liszt Kamerorkest onder Hartmut Rohde. Over de opnamekwaliteit niets dan lof. De kers op de taart is in dit geval de voortreffelijke en zeer uitgebreide toelichting van Michael Haas, in de jaren negentig verantwoordelijk voor de prachtserie over 'entartete' toondichters van het label Decca. index |
|