CD-recensie
© Siebe Riedstra, oktober 2017
|
In het begin van de twintigste eeuw waren er twee bekende Nederlanders met de naam Dirk Fock. De een was van 1917-1921 voorzitter van de Tweede Kamer, de ander dirigeerde het Concertgebouworkest in 1917 en 1918 tijdens abonnementsconcerten in Amsterdam en Den Haag. Vader en zoon. Dirigent Dirk Fock werd in 1886 geboren in Batavia, waar zijn vader als gouverneur-generaal van Nederlands-Indië resideerde. De eerste twaalf jaar van zijn leven brengt hij op Java door, en uiteraard is er van een opleiding in de muziek geen sprake - musicus was in die kringen geen acceptabele loopbaan. Dirk volgt een opleiding aan de Polytechnische School, maar vertrekt in 1907 naar Berlijn om alsnog zijn hart te volgen en van de muziek zijn beroep te maken. Hij wordt violist in de Berliner Philharmoniker, volgt directielessen bij Arthur Nikisch en krijgt al in 1911 zij eerste aanstelling als chef van de opera te Mulhausen. In 1919 verhuist Fock - hij heet nu Foch - naar New York, waar hij dirigent wordt van het New York City Symphony Orchestra. Hij trouwt met actrice en fotomodel Consuela Flowerton en krijgt een dochter, de latere bekende actrice Nina Foch. In 1924 keert hij terug naar Europa en wordt dirigent van de Wiener Konzertverein. Na een succesvolle carrière die zich afspeelt tussen Wenen, Parijs en Amsterdam keert hij in 1939 opnieuw terug naar New York - daar wijdt hij zich hoofdzakelijk aan componeren. De laatste etappe van zijn leven, van 1959 tot 1973, woont Fock in Zwitserland. Zoals dikwijls het geval met componerende dirigenten is het oeuvre van Fock bescheiden en eclectisch. Wat opvalt is het grote aandeel vocale werken: ruim veertig liederen, twee opera's en twee grote werken voor zangstem en orkest, waaronder Ein Hohes Lied, dat in 1930 en 1932 door Pierre Monteux bij het Concertgebouworkest werd gedirigeerd. Op deze cd is dan ook de grootste ruimte besteed aan een drietal verzamelingen liederen, naast zijn bekendste pianowerk, de Java Sketches. De eerste groep bestaat uit een keuze van zeven Duitse liederen uit de opusnummers 2, 4 en 9. De toelichting geeft geen uitsluitsel over de precieze herkomst. Ze worden gevolgd door drie Franse liederen, Trois Chants opus 13. De cd eindigt met de Songs of Glory opus 43, een cyclus van vijf liederen op teksten van de Amerikaanse 'dichter des vaderlands' Joseph Auslander. Voor dit werk maakte de Amerikaanse bariton Todd Duncan (de eerste Porgy in Gershwins opera) zich sterk. Opvallend door de afwisseling tussen gezongen en gesproken tekst, en door het onderwerp - de oorlog en zijn verschrikkingen - een indrukwekkende compositie. In 1945 en 1946 componeerde Fock zijn laatste belangrijke pianowerk: de beide Java Suites opus 45 en 46, bestaande uit zeven preludes. In 1948 koos hij vier delen uit en publiceerde die opnieuw als Java Sketches opus 46 - jeugdherinneringen aan Java die beïnvloed lijken door Debussy, totdat we ons herinneren dat de jonge Dirk op Java woonde tussen 1886 en 1898. Debussy deed zijn Javaanse indrukken pas op bij de Wereldtentoonstelling van 1889. Aan de vormgeving van deze uitgave is de grootste zorg besteed. Het is een boekje op cd-formaat geworden met 50 pagina's tekst, Nederlands en Engels, plus foto's en liedteksten. Irene Maessen heeft zich ingeleefd in de Duitse en de Franse liederen, Matthijs van de Woerd is indrukwekkend in de Songs of Glory. Maurice Lammerts van Bueren heeft een solide reputatie opgebouwd als liedbegeleider, en laat hier in de Java Sketches horen dat hij ook als pianosolist zijn mannetje staat. Samenvattend: een prachtige hommage aan een Nederlandse dirigent en componist die door de mazen van het historische net dreigde te glippen. Wie weet inspireert deze uitgave een ondernemend gezeldschap tot een uitvoering van Das Hohe Lied.... index |
|