CD-recensie

 

© Siebe Riedstra, september 2018

 

Enescu: Strigoii - Pastorale Fantaisie

Rodica Vica (sopraan), Tiberius Simu (tenor), Bogdan Baciu (bariton), Alin Anca (bas), Rundfunk-Sinfonieorchester Berlin o.l.v. Gabriel Bebeselea
Capriccio C 5346 • 56' •
Opname: december 2017, RBB Sendesaal, Berlijn

   

De Roemeen Georges Enescu (1881-1955) is een van de muzikale reuzen van de vorige eeuw. Vioolvirtuoos, begenadigd pianist en dirigent, beroemd pedagoog (zijn bekendste leerling is Yehudi Menuhin) en succesvol componist - verenigd in één man, die dan ook nog alle strijkkwartetten van Beethoven en Wagners Ring uit het hoofd kende. Een genie. Op papier lijkt het alsof de symfonische ontwikkeling van Enescu heeft stilgestaan tussen de Derde symfonie uit 1919 en de Kamersymfonie uit 1954. Schijn bedriegt. Enescu componeerde meer, veel meer zelfs, maar had door zijn drukke bestaan geen gelegenheid om zijn partituren af te ronden. Die zijn of onvoltooid of schetsmatig blijven liggen, als een open invitatie voor het nageslacht.

Een van die onvoltooide werken is Strigoii, een episch gedicht van de Roemeense schrijver Mihai Eminescu (1850-1889). Eminescu heeft in Roemenië als dichter dezelfde status als Enescu de componist, beide zijn een nationaal icoon. In het tekstboekje is de titel Strigoii in het Duits vertaald als Die Vampyre, in het Engels als The Ghosts. Het tekstboek biedt geen synopsis, wel de complete tekst. Het verhaal is een variant op de Orpheus legende, maar hier moet Euridice teruggehaald worden uit het rijk van de ondoden. Enescu heeft de tekst van Eminescu woord voor woord op muziek gezet, meer dan tweeduizend woorden. Het was zijn bedoeling er een groot oratorium voor solisten, koor en groot orkest van te maken. De schets die hij in 1916 maakte bestaat uit een pianoversie op twee notenbalken. De tekst is erbij geschreven, met hier en daar een aanduiding van de vocale zanglijn, en een enkele aanwijzing voor orkestratie en dynamiek. Een uitgebreidere uitwerking van die schets op vier tot vijf notenbalken en gedetailleerde instructies voor de instrumentatie houdt halverwege het eerste deel op (na ongeveer zes minuten).

De schetsen werden door de componist Cornel Taranu (1934) uitgewerkt tot een versie voor vocalisten en piano, en vervolgens georkestreerd door Sabin Pautza (1943). Het resultaat is niet het door Enescu beoogde oratorium geworden, want van een koor is geen sprake, aria's zijn er niet en ook ensembles ontbreken. Het is eerder een declamatorium waarvan de tekst afwisselend gezongen en gedeclameerd wordt door de verteller, een rol voor de bas Alin Anca - hij neemt het leeuwendeel van de voortgang voor zijn rekening. Met lyrische aandelen van de drie protagonisten lijkt het ook op een doorgecomponeerde opera in de trant van Debussy's Pelléas et Mélisande, waarvan de première in 1902 niet aan Enescu kan zijn voorbijgegaan. Het idioom is moeilijk te omschrijven. Het boekje spreekt van een muziektaal tussen die van zijn vroege liederen en de opera OEdipe, waarvan hij de muziek al in 1922 voltooide, terwijl de orkestratie tot 1931 op zich liet wachten.

Strigoii lijkt in niets op de Enescu zoals we die kennen uit zijn Roemeense Rapsodie, de Derde symfonie of de Derde vioolsonate - opulente werken in een rijk chromatisch idioom. Na de eerste twee scènes die door Enescu in min of meer complete vorm zijn achtergelaten luisteren we naar een archaïsch aandoend (veelal gesproken) vocaal aandeel, met een spaarzaam georkestreerde orkestpartij die nogal lineair is uitgewerkt. De vraag rijst bovendien of de overvloed aan declamatie wellicht de keuze van de redacteur is geweest, bij gebrek aan concrete noten. In de beide eerste scènes wordt uitsluitend gezongen, daarna zet de declamatie in. Helaas, muziek en gesproken woord zitten elkaar van nature in de weg - je luistert naar het een of het ander. Bovendien heeft de opnameleiding gekozen voor gesproken woord met de orkestbegeleiding op het tweede plan. Op momenten waarop de zang intreedt en er weer even sprake is van een natuurlijke balans tussen woord en muziek is te merken hoe frustrerend dat werkt. Wie het Roemeens niet machtig is heeft bovendien een niet in te halen achterstand bij het absorberen van deze partituur. Uiteraard zal daar in Roemenie heel anders naar geluisterd worden, gezien de enthousiaste verhalen van dirigent en zangers op het promofilmpje dat Capriccio op youtube heeft gezet. De kwaliteit van de uitvoering en de verrichtingen van de zangers zijn zonder meer indrukwekkend, net als de opname onder auspiciën van Deutschlandradio. Als aanvulling werd een andere ontdekking uit Enescu's jeugdjaren gevonden, een werkje voor klein orkest uit 1899, dat de zeventienjarige aan het Parijse concertpubliek voorstelde. Maar, zoals eerder opgemerkt, Enescu was een genie dat zich al een jaar eerder had gemanifesteerd in een verbazingwekkend gaaf opus 1, het Poème Romain. Daarmee mocht hij plaatsnemen in het gezelschap van jeugdige genieën als Mozart en Mendelssohn.

In de eerste en de laatste tien minuten van deze cd openbaart het genie van Enescu zich, en alleen daarom is ze een onmisbare aanvulling op onze kennis van deze schromelijk onderschatte componist.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links