CD-recensie
© Siebe Riedstra, februari 2021
|
De Oostenrijkse dirigent Günther Theuring (1930-2016) richtte in 1959 het Wiener Jeunesse Chor op, een ensemble waarmee hij internationaal de aandacht trok, en dat onder grote dirigenten als Bernstein en Abbado voor spraakmakende opnamen van interessant repertoire zorgde. Onder leiding van Theuring zelf werkte het koor in 1989 mee aan een uitvoering van de Deutsche Sy,phonie van Hanns Eisler. De Oostenrijkse publieke omroep, de ORF, maakte bij die gelegenheid een opname die nu voor het eerst wordt uitgebracht op het label Capriccio. Niet omdat er iets te vieren valt, maar waarschijnlijk omdat het label eerder belangstelling toonde voor het werk van Eisler, en van de Deutsche Sy,phonie op dit moment maar één andere uitgave in de catalogus voorkomt, die van Max Pommer op het label Berlin Classics uit 1987. Een tweede opname die Lothar Zagroschek in 1995 voor Decca realiseerde in de serie Entartete Musik is uit de catalogus verdwenen (maar wel op Spotify te beluisteren). Hanns Eisler (1898-1962) was een componist met drie gezichten. Als arme sloeber studeerde hij tussen 1919 en 1923 gratis bij Arnold Schönberg en verwerkte diens twaalftoonstheorie in zijn eerste opusnummers, waaronder een indrukwekkende Pianosonate, zijn opus 1, die op aandringen van Schönberg door Universal Edition in Wenen werd gedrukt. In 1925 verhuisde hij naar Berlijn, waar hij verkeerde in communistische kringen en zijn componeren in dienst stelde van de klassenstrijd. Toegepaste muziek in de vorm van strijdliederen, toneelmuziek in samenwerking met Bertolt Brecht en filmmuziek, waaronder de partituur voor Regen van Joris Ivens. Toen Hitler aan de macht kwam zag Eisler zich genoodzaakt Duitsland te verlaten en vestigde zich na de nodige omzwervingen in Hollywood als filmcomponist en docent. Een leerboek over filmcompositie schreef hij samen met Theodor Adorno. Wegens zijn communistische sympathieën werd hij slachtoffer van het McCarthyisme en zag zich opnieuw gedwongen om te vertrekken. Hij vestigde zich rond 1950 definitief in de toenmalige DDR, waar hij met zijn neus op de feiten van de communistische heilsstaat werd gedrukt. Hier begon de derde fase van zijn compositorische loopbaan, die werd ingeluid met het lied Auferstanden aus Ruinen - het volkslied van de DDR. In de laatste twaalf jaren van zijn carrière schreef hij bijna alleen toneel- en filmmuziek. Symfonische werken en kamermuziek vond hij burgerlijke nonsens. Tijdens zijn verblijf in Amerika werkte Eisler aan een werk dat een wonderlijke mengvorm is van vocale en orkestrale muziek, na veel revisies op 24 april 1959 gepresenteerd in de Deutsche Staatsoper in Berlijn onder de titel Deutsche Sy,phonie, grotendeels op teksten van Bertolt Brecht. Een hybride met een respectabele lengte van meer dan een uur, die maar moeilijk is te classificeren. Van de elf delen zijn slechts drie voor orkest alleen, twee Etudes en een Allegro. De overige bestaan uit vocale muziek, waaronder een Bauernkantate van tien minuten in vier delen en een Arbeiterkantate van een kwartier. In de toelichting lezen we dat we het wellicht Eislers beste schepping is, maar dat roept toch al gauw de vraag op waarom het dan zo zelden uitgevoerd wordt. Sterker nog, wie de annalen van het Concertgebouworkest erop na slaat komt tot de ontdekking dat daar nog nooit een noot van Eisler op de lessenaars heeft gestaan. Bezien vanuit die invalshoek is deze uitgave meer dan welkom, maar daar mag wel een belangrijke kanttekening bij geplaatst worden. Eisler gaf in de aanwijzingen bij zijn zwanenzang, de Ernste Gesänge, de zanger een belangrijk advies: 'Dabei muss künstliche Kälte, falsche Objektivität, Ausdruckslosigkeit vermieden werden, denn auf den Sänger kommt es schliesslich an.' Dat geldt uiteraard ook voor de Sängerin, en in dat opzicht stelt deze uitvoering teleur. Mezzosopraan Hanna Fahlbusch is een prima zangeres, maar heeft niets begrepen van de intenties van Eisler. Zij zingt haar partij alsof ze de Alt-Rhapsodie van Brahms voor haar neus heeft. Voor het overige niets dan lof voor het uitstekende koor, de ijzersterke bariton Michael Ebbecke en het rotsvaste vertrouwen van Theuring in deze vanuit humanistische tenen gecomponeerde partituur. Vakkundig opgenomen en voorzien van een voorbeeldige toelichting. Een document. index |
|