CD-recensie
© Siebe Riedstra, oktober 2018
|
Het label Naxos heeft kennelijk besloten dat het tijd wordt om de Franse meester Henri Dutilleux aan haar catalogus toe te voegen. Eerder verscheen een opname van de Tweede symfonie, eveneens gespeeld door het orkest van Lille. Wanneer we de balans opmaken over de twintigste-eeuwse Franse muziek, wordt steeds duidelijker dat de status van Dutilleux de afgelopen decennia flink is gestegen. Wie afgaat op het aantal cd's zal wellicht tot zijn verbazing constateren dat hij vele malen hoger scoort dan zijn collega Pierre Boulez (die overigens weinig goeds over Dutilleux had te melden). Henri Dutilleux (1916-2013) werd bijna honderd jaar oud, en componeerde vrijwel tot aan zijn laatste ademtocht. Wie daaruit de conclusie trekt dat dat heeft geleid tot een kolossaal oeuvre komt bedrogen uit. Hooguit acht uren muziek heeft hij in bijna tachtig jaren geproduceerd, en dat hadden er wat hemzelf betreft nog minder mogen zijn. Alle werken die hij voor 1948 schreef werden teruggetrokken, maar voor een aantal hielp dat decreet niet, die waren al in druk verschenen. Op deze cd maken we kennis met de Eerste symfonie uit 1951, een werk dat je met een beetje goede wil de zesde van Honegger zou kunnen noemen. Knap geconstrueerd (het eerste deel is een passacaille), briljant geïnstrumenteerd en voorzien van een krachtige motoriek. Een werk dat getuigt van de naoorlogse daadkracht die een nieuw begin stimuleerde, en nu, zeventig jaar later, tot ons komt als een meesterwerk. Métaboles uit 1964 slaat een heel andere toon aan. Hier wordt de invloed van Strawinsky hoorbaar (Symphonies pour instruments à vent - hoe toevallig is het dat Ton de Leeuw zich in 1963 in zijn Symphonies for Winds door hetzelfde werk liet inspireren). Daar blijft het overigens niet bij, want ook invloeden uit de jazz (bigband) zijn te horen. Métaboles laat zich het best samenvatten als een concert voor orkest in vijf delen. Les Citations, geschreven tussen 1985 en 1990 is geen orkestwerk, maar een kwartet voor hobo, contrabas, slagwerk en cembalo. Dat het hier een plaats krijgt is te danken aan de deelnemende musici, leden van het orkest van Lille. De wonderlijke titel dankt het werk aan het feit dat de beide delen gebaseerd zijn op een fragment uit werk van twee andere componisten, Benjamin Britten en Jehan Alain. Het orkest van Lille werd in 1976 opgericht door Jean-Claude Casadesus, die er veertig jaar lang werkzaam bleef. Als dirigent doet Casadesus denken aan Charles Munch, beide stralen ze een ongebreidelde energie uit, waarbij de emotionele boodschap de voorrang krijgt boven technische afwerking. Het resultaat is opwindend, en zorgt voor een flinke stoot adrenaline in de beide orkestwerken, die zo'n behandeling uitstekend verdragen. Dat Dutilleux op Naxos verschijnt is een goed teken, hij behoort nu definitief tot de grote componisten van de twintigste eeuw. index |
|