CD-recensie

 

© Siebe Riedstra, oktober 2013

 

Duruflé – Complete vocale werken

Duruflé: Requiem op. 9 – Quatre motets op. 10 –
Messe Cum jubilo op. 11

Hayo Boerema (orgel). Elsbeth Gerretsen (mezzosopraan), Jan Douwes (bariton). Mariëlle Rijkaart (cello), Laurens Collegium Rotterdam, Laurenscantorij o.l.v.Wiecher Mandemaker

LRNS1001 • 71’ •

Opname: mei 2011, Laurenskerk, Rotterdam

www.laurenscantorij.nl

 

Vandaag (12 oktober 2013) hoorde ik in de ZaterdagMatinee een prachtuitvoering van het Requiem van Maurice Duruflé. Op alle onderdelen was dit een voorspelbaar succes: een koor van louter beroepszangers – het Groot Omroepkoor. Een schitterend orgel in een prachtige ambiance, bespeeld door Leo van Doeselaar, die als huisorganist dit instrument kent als geen ander. Een schitterende concertervaring, die extra reliëf kreeg door de wereldpremière van Canti Ornati van Daan Manneke, een componist die ik pleeg te betitelen als de Sweelinck van de twintigste – en inmiddels de eenentwintigste – eeuw. Kortom, een concert om nooit te vergeten.

Maurice Duruflé (1902-1986) is als componist net zo raadselachtig als het slotakkoord van zijn Requiem – een septiemakkoord (een klinkend vraagteken). Raadselachtig omdat hij ondanks zijn hoge leeftijd niet verder kwam dan opus 14. Zijn opus 9, een Requiem, heeft hem onsterfelijk gemaakt, en een handvol orgelwerken zorgen voor een permanente plaats in het pantheon van grote orgelcomponisten. Zijn enige orkestwerk, Trois Danses, wordt nooit uitgevoerd, maar is ooit opgenomen voor het label Denon door Jean Fournet en zijn toenmalige Radio Filharmonisch Orkest. Het Requiem bestaat in drie versies: de oorspronkelijke uit 1947 voor groot orkest en koor, een jaar later gevolgd door een tweede voor liturgisch gebruik met orgelbegeleiding. De derde versie ontstond in 1961 en werd omgeschreven naar een gereduceerde orkestbezetting.

De kleinste versie van Duruflé’s Requiem is niet geschreven voor de concertzaal, en in dat opzicht was die concertervaring in het Concertgebouw de wereld op zijn kop. Op het podium zat geen orkest, en het orgel moest het doen zonder de noodzakelijke akoestiek met zijn nagalm van tenminste vijf seconden. Toch maar eens luisteren naar een alternatief. Er zijn nogal wat opties, maar ik kies voor een Hollandse variant, afkomstig uit Rotterdam. Nederland beleeft in de afgelopen decennia een enorme opbloei van semi-professionele koren, waaronder Cappella Amsterdam en de Rotterdamse Laurenscantorij. In Amsterdam is Daniel Reuss verantwoordelijk, in Rotterdam ontmoeten we Wiecher Mandemaker als koorbouwer.

Op deze cd geven Mandemaker en zijn Rotterdamse krachten hun visitekaartje af, en dat liegt er niet om. De koorklank is jong, er wordt niet gevibreerd, en we betreden een schone wereld. De wereld van de Laurenskerk, met zijn magische Marcussen-orgel. Hayo Boerema is de titularis van dit machtige instrument, en hij weet ons ervan te overtuigen dat de klankwereld van Duruflé zich behaaglijk voelt in Rotterdam. Nadat het wonderlijke slotakkoord van het Requiem is verklonken krijgen we nog een drietal koorwerken te horen. De Quatre Motets opus 10, de Messe ‘Cum jubilo’ opus 11 en het Notre-Père opus 14. Dat maakt deze uitgave extra de moeite waard: de complete vocale werken op één schijfje in exemplarische uitvoeringen.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links