CD-recensie

 

© Siebe Riedstra, september 2021

Dohnányi: Ouverture Tante Simone op. 20 – Suite in fis, op. 19 – American Rhapsody op. 47

Weiner: Serenade in f, op. 3

ORF Radio-Symphonieorchester Wien o.l.v. Roberto Paternostro
Capriccio C5380 • 75' •
Opname: juni 2019 & juni 2020 (Weiner), ORF Radio Kulturhaus, Wenen

   

Afgaande op de frequentie (vier cd's binnen twee jaar) en de visuele vormgeving (een hoog Paul Huf gehalte) is het label Capriccio serieus bezig aan een Ernst von Dohnányi editie. Eerder besprak ik hier uitgaven met onder meer de Eerste Symfonie, door de Deutsche Staatsphilharmonie Rheinland-Pfalz onder Roberto Paternostro. Hetzelfde orkest werd in de beide pianoconcerten gedirigeerd door de Franse dirigente Ariane Matiakh met als pianiste Sofia Gülbadamova. Matiakh was ook verantwoordelijk voor een integrale opname van het ballet Der Schleier der Pierrette met het ORF Radio-Symphonieorchester Wien. Op deze vierde uitgave keert Paternostro terug aan het roer van het Weense orkest. Van de beide dirigenten weet Paternostro zich beter te profileren dan de wat mat overkomende Matiakh. Wat het orkestaandeel betreft ontlopen de twee ensembles elkaar niet veel – beide hebben een uitgelezen status in het uitvoeren van onbekend repertoire. Een en ander is uiteraard ondenkbaar zonder de medewerking van de Duitse en de Oostenrijkse publieke omroep, SWR en ORF.

Dohnányi Ernö of Ernst von Dohnányi, zoals hij zich in het buitenland afficheerde, was de Hongaarse troonopvolger van Franz Liszt. Hij heeft het muziekleven van zijn vaderland in de eerste decennia van de twintigste eeuw beheerst en gevormd, en was als rondreizend pianovirtuoos en componist een beroemdheid. In 1927 en 1929 was hij in Nederland te gast bij het Concertgebouworkest, met eigen werk en een pianoconcert van Mozart. In 1959 dirigeerde zijn kleinzoon Christoph het Concertstuck voor cello met Tibor de Machula als solist, en dat was het dan voor wat betreft het KCO. Bij symfonische concerten komen we zijn naam zo goed als niet meer tegen, maar zijn kamermuziek heeft het beter getroffen. Wonderlijk genoeg is er de afgelopen decennia met de opkomt van de onafhankelijke labels sprake van een ware discografische renaissance, met uitgaven op Chandos, Hyperion (complete pianowerken) en Naxos.

Deze cd opent met de Ouverture tot de komische opera Tante Simona, een eenakter van vijftig minuten die in 1913 in Dresden in première ging – in dezelfde Staatsoper die twee jaar eerder de première van Der Rosenkavalier bracht. Die veelbelovende start werd niet waargemaakt, maar in 1995 maakte het label Hungaroton een opname met een nieuwe Hongaarse tekst. Aan de muziek is niets Hongaars, die staat geheel in de Duitse traditie van het Singspiel en de komische Oper. De ouverture doet denken aan een andere Duits-georiënteerde collega, de één jaar oudere Ermanno Wolf-Ferrari, die in zijn tijd het patent had op dit genre.

Het pièce de resistance op deze schijf is de Suite in fis uit 1908/09, een hybride partituur die zich niet onder een noemer laat vangen. Symfonie of Suite? Vierdelig, met een Scherze, Romane en Rondo koos Dohnányi voor een thema met variaties als openingsdeel. Daarin belijdt hij zijn diepe bewondering voor zijn grote idool en mentor Johannes Brahms, wiens Haydn-Variationen hier onmiskenbaar model hebben gestaan. De Suite is zonder meer de meest geslaagde symfonische partituur van Dohnányi en weet zich dan ook, zij het met enige moeite, op het concertpodium te handhaven.

Uit een ander leven van Dohnányi stamt de derde bijdrage, een opdrachtwerk uit zijn Amerikaanse periode; de componist week in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog uit naar de Verenigde Staten. De University of Ohio bestelde in 1954 ter gelegenheid van haar 150-jarig bestaan een orkestwerk waarin Amerikaanse folkloristische melodieën verwerkt moesten worden. Het werd een keurig maakwerk waarin kenners een tophit van destijds – On top of old Smokey, gezongen door Pete Seeger (echtgenoot ven de componiste Ruth Crawford Seeger) – zullen herkennen.

Wonderlijk genoeg heeft Capriccio besloten om de cd aan te vullen met het bekendste orkestwerk van een andere Hongaar, de Serenade in F van de acht jaar jongere Léo Weiner (1885-1960). Weiner wordt vooral herinnerd als een groot pedagoog, die verantwoordelijk was voor de vorming van (eveneens joodse) landgenoten als Fritz Reiner, Antál Dorati en Georg Solti. Weiner had een talent voor korte, gemakkelijke aansprekende vignetten, en het label Chandos bracht al eens een cd uit met deze Serenade en vijf Divertimenti onder Neeme Järvi, die ik hier heb besproken. Muzikaal is de combinatie best te verklaren, maar in de portefeuille van Dohnányi waren nog genoeg alternatieven te vinden geweest. Wat te denken van de orkestratie van Schuberts Fantasie in f uit 1928, die Dohnányi een jaar later in de van Baerlestraat liet horen?

De eerlijkheid gebiedt mij om erop te wijzen dat het label Naxos eveneens een uitstekende uitvoering aanbiedt van de Suite in fis, door het orkest uit Buffalo onder leiding van de plaatselijke chef JoAnn Falletta. Dat laat onverlet dat wat betreft uitvoeringen en opnamekwaliteit over deze schijf niets dan goeds is te melden, met alweer een groot compliment aan de publieke omroep en de uitstekende toelichting van Christian Heindl.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links