CD-recensie
© Siebe Riedstra, oktober 2022 |
Rotterdam viert dezer dagen de vijfenzeventigste sterfdag van Willem Pijper, geboren in 1894 te Zeist en overleden in 1947 te Utrecht, maar het grootste deel van zijn leven werkzaam als directeur van het Rotterdams Conservatorium. Het zal menige muziekliefhebber verrassen, maar er is een tweede componist met een internationale uitstraling, zeven jaar voor Pijper geboren in Rotterdam en overleden in Londen in 1936. Zijn naam? Bernard van Dieren. De geduchte criticus Pijper zou Pijper niet zijn wanneer hij zich niet in vlijmscherpe bewoordingen zou hebben uitgelaten over Van Dieren. In Het Papieren Gevaar (in zijn geheel te lezen op de website www.dbnl.org) staat onder meer:
"Hij verstaat van het vak componeren geen jota." Dat Pijper een meester was in het schaamteloos afserveren van collega's was al bekend, en humor kan hem zeker niet worden ontzegd, maar het is goed dat we een krappe eeuw later zelf mogen vaststellen of hij gelijk had.
Bernard van Dieren bezat een al even scherp intellect en een even scherpe pen als Willem Pijper, dus in dat opzicht waren ze aan elkaar gewaagd. Van Dieren was als componist autodidact, verkaste al jong naar Londen, en trouwde daar met Frida Kindler, eveneens afkomstig uit Rotterdam, en een begaafde pianiste die gestudeerd had bij Busoni. Van Dieren was zelf van nature geen pianist en schiep zijn werken in de eerste plaats voor zijn echtgenote. Hij componeerde niet alleen, maar ging vriendschappen aan met vertegenwoordigers van andere kunsten als de schrijver Sachaverell Sitwell, en beeldhouwer Jacob Epstein, over wie hij een monografie schreef. Zijn ongezouten mening over het muziekleven gaf hij weer in zijn boek Down among the Dead Men and other essays (1935, Oxford University Press). Van Dieren kampte zijn leven lang met een uiterst zwakke gezondheid en werd slechts 48 jaar. Hier maken we kennis met deze componist, in een overzicht van zijn complete pianowerken, ontstaan tussen 1911 en 1934. We moeten Pijper wel enigszins gelijk geven wat betreft de Nederlandse liedbewerkingen, maar dat zijn dan ook jeugdwerken die hij op latere leeftijd redigeerde, corrigeerde en publiceerde. Een veel beter inzicht krijgt men uit de Sketches opus 4a uit 1910/11 en het Tema con Variazione, waar duidelijk te horen is dat Van Dieren de muzikale tijdgeest heeft opgesnoven bij Busoni en de Schönberg van de Klavierstücke. Dit is niet de eerste keer dat de pianowerken van Van Dieren verschijnen, maar voor deze uitgave voegt pianist Christopher Guild zijn eigen bewerking toe van de Ballad de Villon, oorspronkelijk voor spreekstem en strijkkwartet, hier in de versie voor stem en piano van Warlock. Het bestaat uit een lange inleiding en een kort naspel met invloeden van Satie, met daartussen de gereciteerde tekst - tekst en muziek klinken nauwelijks tegelijkertijd. Christopher Guild verdient een groot compliment voor een in technisch en muzikaal opzicht indrukwekkende prestatie. De toelichting werd geschreven door Alastair Chisholm, auteur van een in 1984 verschenen monografie over Van Dieren. De opname is aan de droge kant, maar dat is in dit repertoire eerder een voor- dan een nadeel. Een bijzonder waardevolle aanvulling van de uiterst beperkte discografie van deze vergeten Hollander in Londen. index |
|