![]() CD-recensie
© Siebe Riedstra, maart 2009
|
||||||
Delius: Orkest- en koorwerkenOn hearing the first cuckoo in spring – The walk to the paradise garden – La Calinda – Sleigh ride – Prélude to Irmelin – Intermezzo from Fennimore and Gerda – A song before sunrise – Brigg Fair – In a summer garden – Summer evening – Summer night on the river – A song of summer – North country sketches – Lebenstanz – Cynara – To be sung of a summer night on the water. Robert Tear (tenor), John Shirley-Quirk (bariton), Choir of King’s College Cambridge o.l.v. Philip Ledger, Northern Sinfonia of England o.l.v. Richard Hickox, London Philharmonic o.l.v. Vernon Handley, Philharmonia Orchestra o.l.v. George Weldon, London Symphony Orchestra en Hallé Orchestra o.l.v. Sir John Barbirolli, Hallé Orchestra o.l.v. Vernon Handley, Royal Philharmonic Orchestra o.l.v. Sir Charles Groves. EMI Classics Gemini 2 64312 2 2 • 76' + 79' • (2 cd's) Frederick Delius heette de eerste veertig jaar van zijn leven Fritz Delius. Hij was de zoon van een welgestelde wolhandelaar die in het midden van de negentiende eeuw vanuit het Duitse Bielefeld verhuisde naar het Engelse Bradford, het centrum van de Engelse wolindustrie. Daar werd Fritz Theodor Albert Delius op 28 januari 1862 geboren, in hetzelfde jaar als Debussy. Vader Delius was dol op muziek en hield soirées voor passerende beroemdheden als Joseph Joachim, maar verbood zijn zoon een loopbaan in de muziek. Fritz werd erop uitgestuurd om zich in het familiebedrijf in te werken. In de wetenschap dat dat nooit wat zou worden haalde hij zijn vader over om een sinaasappelplantage voor hem te kopen in Florida. Eenmaal in Amerika kroop het bloed waar het niet gaan kon, en bevocht Fritz een carrière in de muziek, als violist, componist en muziekleraar. Hier vond hij ook zijn muzikale wortels, een nostalgische hang naar eenvoudige melodieën, geïnspireerd door de zang van de afro-amerikaanse werkers op zijn plantage gecombineerd met een bitterzoete chromatiek die eerder van César Franck dan van Richard Wagner afkomstig lijkt te zijn. Zijn vader gaf hem uiteindelijk met flinke tegenzin toestemming om in Leipzig te gaan studeren, maar naar eigen zeggen leerde Delius daar weinig van zijn docent Carl Reinecke. Des te meer stak hij op van Edvard Grieg, die inmiddels een goede vriend was geworden. Het was Grieg die vader Delius wist te overtuigen van het talent van zijn zoon, en zo vertrok Fritz in 1888 naar Parijs, met een jaarlijkse toelage in zijn binnenzak. In Parijs verkeerde Delius vooral met beeldende kunstenaars, Edvard Münch was een goede vriend. In die kringen leerde hij ook zijn toekomstige vrouw kennen, de schilderes Jelka Rosen. Vanaf 1897 woonden de twee samen, en in 1903 traden ze in het huwelijk en veranderde Delius zijn voornaam in Frederick. Het paar woonde tot het eind van hun leven in een klein plaatsje buiten Parijs, Grez-sur-Loing. Succes in Parijs bleef uit, maar in Duitsland begonnen een paar dirigenten zich voor zijn werk in te zetten, en daar lag dan ook het begin van zijn internationale carrière. Zo beleefde de opera Romeo und Julia auf dem Dorfe in 1907 zijn première bij de Komische Oper te Berlijn. Rond die tijd leerde Delius de Australische componist en pianist Percy Grainger kennen, die zich in Engeland voor hem inzette bij Thomas Beecham. Beecham zou de doorslaggevende factor worden voor de roem van Delius in zijn geboorteland. De eerste wereldoorlog was vooral een periode van overleven, de jaren erna versterkte zich zijn positie in zowel Duitsland als Engeland. Een nieuwe opera, Fennimore und Gerda werd in Frankfurt uitgevoerd en Thomas Beecham bleef zich inzetten voor nieuwe werken. In 1924 openbaarden zich de eerste tekenen van de ziekte die hij in zijn jonge jaren opliep, syfillis. Langzaam maar zeker verlamde hij en verloor zijn gezichtsvermogen. In 1928 bood een jonge Engelse musicus aan om Delius te helpen als amanuensis, en zo kon Delius tot zijn dood toch nog een aantal werken dicteren aan deze onzelfzuchtige samaritaan, Eric Fenby. Beecham organiseerde in 1929 een groot Delius Festival in Londen, dat de blinde componist nog kon bijwonen. Delius stierf op 10 juni 1934. In februari en mei waren Edward Elgar en Gustav Holst hem voorgegaan, zijn vrouw Jelka stierf een jaar later. Vijfenzeventig jaar na zijn dood berust een groot deel van Delius’ bekendheid op de nalatenschap van grote dirigenten die zich voor zijn werk hebben ingezet. Sir Thomas Beecham heeft een flink aantal werken opgenomen, uiteraard in technisch opzicht gedateerd, maar desalniettemin fascinerend. Na hem was er Sir Charles Groves, die belangrijke opnamen maakte van grote werken als de ‘Mass of Life’. Sir John Barbirolli, Sir Charles Mackerras en Vernon Handley begrepen de muzikale syntax van Delius, evenals een dirigent van de volgende generatie, Richard Hickox. De titel die EMI heeft meegegeven aan dit componistenportret is ‘Choral and orchestral miniatures’. Dat moeten we niet te letterlijk nemen, maar het benadrukt wel het feit dat Delius’ bekendheid vooral rust op de kleine vignetten waarin hij zich met natuurschilderingen bezighoudt, of liever, met de manier waarop hij de natuur ervaart. ‘On hearing the first cuckoo in spring’, ‘A song before sunrise’, ‘Summer night on the river’, de titels spreken voor zichzelf. Ook zijn opera’s hebben miniaturen opgeleverd die de werken zelf hebben overleefd, zoals het ontroerende ‘Walk to the paradise garden’, waarin de essentie van de opera ‘Village Romeo and Juliet’ tot klinken komt. Grotere werken hebben gelukkig ook een plaats gekregen, de variaties op ‘Brigg Fair’ en de vierdelige ‘North country sketches’. De compilatie sluit af met een tweedelig werkje voor koor a capella, ‘To be sung of a summer night on the water’. De opnamen zijn gemaakt tussen 1961 (Weldon) en 1985 (Hickox), en de opnameleiders zijn gevestigde namen als Brian Culverhouse en Suvi Raj Grubb, een garantie voor kwaliteit. Delius heeft in Nederland nooit voet aan de grond gekregen, en het lijkt erop dat hij aan het begin van de eenentwintigste eeuw op het punt staat van de muzikale landkaart te verdwijnen. Van de grote orkestdirigenten die we op deze cd kunnen beluisteren is alleen Sir Charles Mackerras nog in leven. Reden genoeg om deze collectie warm aan te bevelen. index | ||||||