CD-recensie
© Siebe Riedstra, maart 2022 |
Even een opmerking vooraf. Op de website van het Rylandt Trio vindt u onder het kopje media een gefilmde opname van het eerste deel van het pianotrio van Joseph Callaerts. Pianist Pieter-Jan Verhoyen bespeelt daar een Steinway, terwijl hij op de cd een Erard uit 1898 tot zijn beschikking heeft. Beetje verwarrend, maar desondanks zeer de moeite van het bekijken waard. Op de cd worden pianotrio's van twee Vlaamse componisten gepresenteerd die ondanks hun data van verschijnen nog geheel wortelen in de romantische traditie van de negentiende eeuw: Joseph Callaerts en Joseph Ryelandt. Het pianotrio uit 1882 is een witte raaf in het oeuvre van Joseph Callaerts, een geboren en getogen Antwerpenaar wiens leven geheel in het teken van het orgel stond. Hij studeerde bij Jacques-Nicolas Lemmens aan het Brussels Conservatorium, en werd al spoedig na zijn studie benoemd als titularis van de Antwerpse Kathedraal. In zijn orgelwerken horen we duidelijk de invloed van zijn tijdgenoot César Franck. Met zijn pianotrio uit 1882 wist hij de aandacht te trekken van de Parijse uitgever Hamelle, met als gevolg dat het werk enige tijd repertoire hield. Het tweede deel, een Andante cantabile, maakt een blijvende indruk, maar is net als de rest van het stuk nog geheel schatplichtig aan Mendelssohn. Na Callaerts overlijden in 1901 werd het trio dan ook snel vergeten. In 2020 vierde Brugge de honderdvijftigste verjaardag van componist Joseph Ryelandt. Hij werd er geboren in 1870, bracht er zijn hele leven door en overleed er in 1965. De Vlaamse musicoloog en schrijver David Vergauwen publiceerde naar aanleiding van de feestelijkheden zijn biografie, die hier door Gerard van der Leeuw enthousiast werd besproken. Vergauwen was ook verantwoordelijk voor de toelichting bij de cd die het label Et'cetera eveneens in 2020 uitbracht, en hier werd besproken. We lezen in die boekbespreking dat Ryelandt pas op zijn vierenvijftigste een gesalarieerde positie aannam, en Vergauwen legt uit hoe dat kwam. Baron Joseph Ryelandt was door het fortuin dat zijn grootvader vergaarde vanaf zijn geboorte een vermogend man. Een conservatorium bezoeken was beneden zijn stand, en zo ontving hij vier jaar lang privélessen bij Edgar Tinel, de directeur van het Lemmensinstituut. De eerste helft van zijn leven besteedde Ryelandt aan componeren, de opvoeding van zijn acht kinderen en de zorg voor zijn ziekelijke vrouw. Door de Eerste wereldoorlog en de daaropvolgende financiële crisis zag hij zich genoodzaakt om de positie van directeur van het Brugse conservatorium te aanvaarden. Met een onderbreking van twee jaar tijdens de tweede wereldoorlog bleef hij daar werkzaam tot zijn pensionering in 1945. Toen stopte hij ook met componeren. Ryelandt was gelovig rooms-katholiek en heeft zich in zijn componeren dan ook veelal beziggehouden met grote religieuze vocale werken. Maar voor zijn eigen huisconcerten leverde hij graag zelf de kamermuzikale bijdragen, waaronder twee pianotrio's. Ryelandt toont zich in zijn pianotrio's geen componist van de lange adem. In het eerste trio houdt hij het na twee delen voor gezien, terwijl het tweede deel heel sereen eindigt met een gefluisterde vioolsolo. De luisteraar van destijds verwachtte daarna zeker nog een virtuoze finale. David Vergauwen suggereert in zijn toelichting dat Ryelandt het werk met een lengte van bijna twintig minuten lang genoeg vond. Wanneer we naar de lengte van het driedelige tweede trio kijken zou hij bijna gelijk krijgen, dat klokt in op een kwartier. Desondanks maakt het tweede trio (met een schitterend middendeel) een veel meer volwassen indruk dan het eerste, dat enigszins blijft steken in romantisch pathos. De Canon en Trio schreef Ryelandt voor huiselijk gebruik door zijn drie oudste kinderen, die samen een pianotrio vormden. Dat het tweede trio uit 1944 op een Erard uit 1898 wordt gespeeld levert door het behoudende idioom geen enkel probleem op, integendeel. Het Ryelandt Trio werd in 2009 opgericht in Brugge en heette aanvankelijk Trio Telepatico. Dat ze de naam van Ryelandt hebben aangenomen zegt genoeg over het enthousiasme waarmee ze zich over het werk van deze stadgenoot hebben ontfermt. Er wordt voortreffelijk gemusiceerd, en de toegevoegde waarde van deze uitgave is evident: het boekje maakt er geen melding van, maar het unieke trio van Callaerts beleeft hier zijn discografische première en van het tweede trio van Ryelandt heb ik geen andere opname kunnen vinden. Een pracht van een aanwinst. index |
|