CD-recensie
© Siebe Riedstra, januari 2022 |
Op zijn dertigste schreef Max Bruch een vioolconcert dat al bijna anderhalve eeuw tot het handjevol van meest gespeelde vioolconcerten behoort. In 1868 gaf Joseph Joachim de eerste uitvoering van de definitieve versie, en wanneer we bedenken dat destijds maar twee vioolconcerten internationale status hadden bereikt (Beethoven en Mendelssohn, Mozart werd nog niet serieus genomen), alle reden om apetrots te zijn. Helaas verkocht Bruch de partituur voor 250 Thaler aan een uitgever, waardoor hij de rest van zijn leven bleef mopperen op het feit dat hij er geen cent aan verdiende en dat vioolvirtuozen zijn overige vioolconcerten links lieten liggen. Max Bruch was een lang leven beschoren: hij werd geboren in 1838, tien jaar na het verscheiden van Beethoven, Weber en Schubert. Hij stierf in 1920, toen Strawinsky triomfen vierde, Schoenberg zijn twaalftoonsmethode had gelanceerd en Bartók zijn beide eerste strijkkwartetten had gepubliceerd. In 1907 gaf Bruch zelf een onbarmhartig realistische samenvatting van zijn componistencarrière in een vraaggesprek met de Amerikaanse muziekjournalist Arthur Abell:
Je zou er bijna tranen in je ogen van krijgen. Brahms was vijf jaar ouder dan Bruch en heeft dus altijd als een kolossale wolk diens leven verduisterd. Bovendien paarde het ontzag voor Brahms als componist zich aan een behoorlijke hekel aan de mens Johannes Brahms. Die vond hij maar een hufter. Naast het stukgespeelde vioolconcert in g schreef Bruch nog twee vioolconcerten en een handvol werken voor viool met orkestbegeleiding, waaronder de Schotse Fantasie, een werk dat zich eveneens in een grote populariteit mag verheugen. Samen passen ze op drie cd's, en Salvatore Accardo liet eind jaren zeventig horen dat we het hebben over prachtige muziek - toen nog op elpees, in een integrale uitvoering voor het label Philips. Kurt Masur en het Gewandhausorchester Leipzig waren zijn partners. Het zou lang duren voordat iemand op het idee kwam, maar bijna veertig jaar later presenteerde het label CPO een tweede integrale uitvoering, met de Duitse violiste Antje Weithaas als soliste. Weithaas (1966, Cobus, DDR) vliegt al decennia een beetje onder de Duitse vioolradar, waar haar vrouwelijke collega's Anne-Sophie Mutter en Isabelle Faust de toon aangeven, maar onderschat haar niet. Met een ranke toonvorming en een onberispelijk muzikaal instinct weet ze deze werken boven hun eigen plan te verheffen. Aardige bijkomstigheid is dat ze een moderne viool bespeelt, een instrument dat in 2001 gebouwd werd door Peter Greiner. CPO brengt de integrale uit 2013/4/5 nu zeer terecht opnieuw uit in een verzamelbox. Antje Weithaas is een formidabele violiste, ze wordt niet gehinderd door een sterrenstatus, en te oordelen naar het instrument dat ze kiest houdt ze niet van flauwekul. Eigenlijk sluit ze naadloos aan bij het bovengenoemde interview, ze speelt deze werken met een totale overgave, een ongeconditioneerde liefde voor deze klanken, die inderdaad nooit controversieel zijn. Goede muziek die gemakkelijk verkocht? Die kwalificatie wordt door Weithaas naar het land der fabelen verwezen. Luister maar eens naar het slot van het eerste deel van het Tweede vioolconcert. Ze wordt superieur bijgestaan door dirigent Hermann Bäumer (ooit soloklarinettist van de Berliner Philharmoniker), de NDR Radiophilharmonie en een uitstekend opnameteam. index |
|