CD-recensie

 

© Siebe Riedstra, september 2013

 

Blacher: Der Grossinquisitor

Sigmund Nimsgern (bariton), Rundfunkchor Leipzig, Dresdner Philharmonie o.l.v. Herbert Kegel

Brilliant Classics 9437 60’

Opname: mei 1986, Lukaskirche Dresden

 

 

 

 

 

Blacher: Concertante Musik für Orchester op. 10 - Orchestervariationen über ein Thema von Paganini op. 26 – Pianoconcert nr. 2 op.42

Gerty Herzog (piano), Dresdner Philharmonie o.l.v. Herbert Kegel

Berlin Classics 0090152BC 43’

Opname: 1980, Lukaskirche Dresden

 

 


Ich hasse den ernsten Musiker. Hier in Deutschland hat jeder sein Spielgebiet und arbeitet, als wäre nichts geschehen. Aber die Zeit hat sich gewaltig umgestellt.
Boris Blacher

Boris Blacher was in het na-oorlogse Duitsland een belangrijke figuur in het muziekleven in en om Berlijn. Niet alleen als componist, maar ook als pedagoog en administrateur – hij was directeur van de Hochschule für Musik en leverde componisten als Gottfried von Einem, Isang Yun en Aribert Reimann af. Blacher werd geboren in China, waar zijn vader in het bankwezen werkzaam was. Dat was in 1903, en het laat zich raden dat de Eerste Wereldoorlog voor een onrustige jeugd zorgde. Als adolescent vestigde hij zich met steun van papa in Berlijn, tot hij zijn studie aan de Technische Hochschule verwisselde voor de Hochschule für Musik. Daarna was hij op zichzelf aangewezen en moest hij als bioscooppianist in zijn levensonderhoud voorzien. Het interbellum was voor Blacher als statenloos burger geen gemakkelijke tijd. Zijn eerste succes boekte hij in 1937 met zijn Concertante Musik für Orchester. Carl Schuricht dirigeerde de première bij de Berliner Philharmoniker. Een aanstekelijk en jazzy stuk muziek, dat snel doordrong tot het repertoire van belangrijke dirigenten. Het jaartal zegt natuurlijk alles: de bruinhemden verboden zijn muziek niet, maar Blacher kreeg geen opdrachten (hij was ‘Vierteljude’) en moest zich gedeisd houden. Dank zij de steun van zijn welgestelde leerling Gottfried von Einem kwam hij de oorlogsjaren door, en in 1948 werd hij genaturaliseerd tot Duits staatsburger – zijn carrière kon beginnen.

Dat gebeurde met twee premières die Blacher in één klap op de kaart zetten. Eerst het oratorium ‘Der Grossinquisitor’, een werk waaraan hij in 1942 begon zonder de geringste kans op een uitvoering. Tuberculose en een zware depressie sloegen een bres in de werkzaamheden, en pas in 1947 wist hij het werk te voltooien. Maar vooral de eveneens in 1947 ontstane ‘Orchestervariationen über ein Thema von Paganini’, een virtuoos stuk muziek dat balanceert op het slappe koord dat de jazz verbindt met de klassieke traditie trok de aandacht. Het succes van die partituur vestigde Blachers reputatie voor de decennia die zouden komen. Overigens een reputatie die in Duitsland niet onomstreden bleef, want tegenover de serialisten, Hartmann en zelfs Henze stak Blacher nogal af door zijn cosmopolitische houding, die over de grenzen keek naar het Frankrijk van Milhaud en het Amerika van Duke Ellington. In dat opzicht hoort Blacher in een rijtje cosmopolieten waarvan behalve Milhaud ook Alexandre Tansman en Alexander Tsjerepnin deel uit maken. Het oratorium ‘Der Grossinquisitor’ valt overigens buiten die karakteristiek, en dat heeft alles te maken met de tijd van ontstaan. Het onderwerp is ontleend aan het vijfde hoofdstuk uit Dostojewski’s ‘Gebroeders Karamazov’, waarin de vermeende terugkeer van Jezus wordt gecombineerd met de terreur van de inquisitie. De vingerwijzing naar Hitler en de holocaust is onmiskenbaar en was in de na-oorlogse jaren vanzelfsprekend uiterst actueel. Blachers ritmisch alerte, op de Stravinsky van Oedipus Rex en de grote oratoria van Handel gebaseerde muziektaal verricht wonderen. De reputatie van Blacher is uiteraard niet meer wat ze geweest is, maar Brilliant verdient een pluim voor het opnieuw uitbrengen van deze onovertroffen opname uit 1986, gedirigeerd door Herbert Kegel, leerling van de componist.

Herbert Kegel dirigeert eveneens een opname die zes jaar eerder uitkwam op het label Berlin Classics, met drie topwerken uit het oeuvre van Blacher. De Concertante Musik uit 1937, die de hele wereld is overgegaan, bovengenoemde Paganinivariaties uit 1947, en het Tweede pianoconcert uit 1952, gespeeld door de echtgenote van de componist. Dat pianoconcert voert in de titel de toevoeging in variablen Metren, en dat behoeft enige uitleg. De variabele metriek is een uitvinding van Blacher waarin hij zijn wiskundeknobbel combineert met muzikale inventiviteit. Het komt er in het kort op neer dat je wiskundige spelletjes los kunt laten op de manier waarop de maatsoorten van een stuk muziek zijn opgebouwd. Een simpel voorbeeld is de progressie 1/8- 2/8-3/8 enzovoort, maar je kunt het natuurlijk zo ingewikkeld maken als je wilt. Blacher doet dat ook, maar ontbeert gelukkig nooit de muzikale inspiratie die het spontaan moet laten klinken. Echtgenote Gerty Herzog (violist Kolja Blacher is hun zoon) was niet alleen beroemd om haar Blachervertolkingen, zij was gewoon een uitstekende pianiste. Samen met Kegel zorgt ze ervoor dat ook deze cd uit 1980 een klein monument is geworden ter nagedachtenis aan Boris Blacher, in 1975 overleden en vrijwel meteen vergeten. Geheel ten onrechte! Overtuig uzelf!!


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links