![]() CD-recensie
© Siebe Riedstra, augustus 2009
|
||
Berwald: Symfonie nr. 1 in g (Sérieuse) - nr. 2 in D (Capricieuse) - nr. 3 in C (Singulière) - nr. 4 in Es (Naïve) - Erinnerung an die norwegischen Alpen - Elfenspiel. Deens Nationaal Radio Symfonie Orkest o.l.v. Thomas Dausgaard. Brilliant Classics 93699 • 66' + 66' • (2 cd's) Franz Berwald (1796-1868) is de grootste componist die Zweden tot nu toe heeft voortgebracht, en dat komt niet door gebrek aan competitie, getuige Joseph Martin Kraus, Kurt Atterberg, Hilding Rosenberg, Karl-Birger Blomdahl en Klas Torstensson. Hij was de telg van een componistendynastie van Duitse oorsprong, en werd geboren te Stockholm in 1796, één jaar eerder dan Schubert. Hij kreeg vioolles van zijn vader, trad op als wonderkind, maar kwam uiteindelijk terecht in het orkest van de opera, eerst als violist, later als altviolist. Hij zou er tot 1828 werkzaam blijven, het sterfjaar van Schubert. Gebrek aan succes en een rotsvast geloof in zichzelf noopten hem in 1829 om te verhuizen naar Berlijn. Hij bleef er tot 1841 wonen, maar het felbegeerde succes behaalde hij ook hier niet. Berwald was een practisch mens, en van vele markten thuis. Hij verwierf een uitstekende reputatie als orthopedisch specialist met een eigen instituut en eigen uitvindingen. Met het aldus verworven kapitaal kon hij zich in 1842 eindelijk vestigen als vrij componist en leefde afwisselend in Wenen en Parijs. Ondanks een paar succesvolle uitvoeringen in Wenen nam zijn carrière geen vlucht en keerde de inmidels gehuwde componist terug naar Stockholm. Daar moest voor een gezin worden gezorgd en ditmaal werd Berwald manager van een glasblazerij in het noorden van Zweden, wederom met veel succes: hij breidde de onderneming uit met een zaagmolen. Pas in 1867 kon hij zijn muzikale professie gaan uitoefenen, als leraar compositie aan het Conservatorium van Stockholm. Schumann was elf jaar daarvoor gestorven, Mendelssohn was al twintig jaar dood, en Berwald was inmiddels 71 jaar oud. De jaren 1842-5 moeten in creatief opzicht de beste jaren van Berwald's leven zijn geweest, met zijn nieuwverworven zelfstandigheid, zijn kersverse huwelijk en het grotestadsleven in Wenen en Parijs. In die drie jaren componeerde hij vier symfonieën, waarmee hij weliswaar op korte termijn geen succes boekte, maar die hem een permanente plaats onder de grote toondichters van de negentiende eeuw hebben bezorgd. De eigenzinnigheid van Beethoven, het melodieuze gemak van Schubert, het sprankelende van Mendelssohn en de bruisende romantiek van Schumann zien we verenigd in deze vier onsterfelijke scheppingen. Waren ze door één van de vier voornoemde meesters geschreven, dan zouden ze nu deel uitmaken van het vaste concertrepertoire. Helaas, ze zijn - ook in Zweden - maar zelden te horen. Gelukkig zijn er geluidsdragers. Sinds de jaren vijftig zijn deze meesterwerken stukje bij beetje aan de vergetelheid ontrukt. Één van de eerste opnamen was de Sinfonie singulière van Igor Markevitch voor DGG, in de jaren zestig heruitgebracht op het label Heliodor, in mijn herinnering nog steeds de beste opname van dat werk, tevens het beste van de vier. De openingsmaten zijn net zo memorabel als die van Mozart's Veertigste of Beethoven's Vijfde. Het cd-tijdperk heeft na de 'ineenstorting' van de muziekindustrie voor de consument een geweldige impuls ondergaan. Een vloedgolf van opnamen van relatief onbekend repertoire overspoelt de muziekliefhebber. Zo ook in het geval van Berwald: we kunnen kiezen uit minstens zes integrale uitvoeringen en talloze waardevolle individuele registraties. Veteraan Sixten Ehrling maakte voor BIS met het orkest van Malmö een interpretatie met een naar het romantische neigende inslag. Okko Kamu voor Naxos kijkt er iets nuchterder tegen aan. Roy Goodman (Hyperion) biedt inzicht via oude instrumenten en Neeme Järvi (DGG) bakt stroopwafels. Ulf Björlin biedt alle orkestwerken en concerten op EMI, in diverse formaten heruitgegeven. In 2000 en 2004 maakte Thomas Dausgaard met het orkest van de Deense Radio een opname voor het label Chandos. Hoewel die gewoon in de Chandos-catalogus te verkrijgen is, heeft Brilliant classics, kampioen in het verwerven van licenties, hem uitgebracht op een dubbel-cd, uiteraard voor een bodemprijs. Tussen de Chandos uitgave en die van Brilliant is geen verschil. Dausgaard dirigeert hier zijn 'eigen' orkest, en dat resulteert in uiterst gedisciplineerd orkestspel, op het scherp van de snede. Tempi zijn in de finales soms gewaagd snel. Maar er heerst ook het bewustzijn van de historisch geïnformeerde uitvoeringspraktijk, wat voor een doorzichtig klankbeeld zorgt. Niet de technici van Chandos, maar die van de Deense Radio zijn verantwoordelijk voor deze opname, die gemaakt werd in de Concertzaal van de Deense Radio. Dat wil zeggen de oude concertzaal, want inmiddels is er een magnifieke nieuwe. Het resultaat is wisselend. Het opnameniveau is zo laag dat je bij het begin van de Singulière je oren moet spitsen. Dat heeft gevolgen voor de luide passages die daarna nogal hard en schel overkomen. Een en ander is natuurlijk bij te stellen, maar u bent alvast gewaarschuwd. Alles bij elkaar gaat het voor de kenner om de verschillende interpretaties, en dan is deze uitgave een welkome aanvulling op eerder verworven materiaal. Voor de nieuwsgierig geworden muziekliefhebber is dit een kwalitatief hoogwaardige en economisch laagdrempelige introductie. index | ||