Beethoven: Symfonie nr. 7 in A, op. 92 – nr. 8 in F, op. 93
The Netherlands Symphony Orchestra
o.l.v. Jan Willem de Vriend
Challenge Classics CC72500 • 66' • (sacd)
In het Amsterdamse avondblad Het Parool leverde muziekredacteur Erik Voermans op 29 juni 2011 een bijdrage over deze cd. Die begint zo:
Jan Willem de Vriend, de Amsterdamse chef-dirigent van Het Orkest van het Oosten, is goed bezig in Overijssel. Zijn lopende Beethoven-cyclus wordt steeds interessanter, met de nieuwste cd met opnamen van de Zevende en de Achtste symfonie als voorlopig hoogtepunt. Hij wordt daarmee straks, als de berekeningen juist zijn, pas de vierde Nederlandse dirigent die een ingeblikte Beethovenintegrale op zijn naam schrijft. Bernard Haitink, Hans Vonk en Jaap van Zweden gingen hem voor.
Als de berekeningen juist zijn, staat er gelukkig, want dat zijn ze allesbehalve. Wijlen Hans Vonk heeft helaas nooit de kans gekregen voor een integrale registratie. Met zijn Amerikaanse orkest in St. Louis en het Residentie Orkest in Nederland heeft hij ze vast wel integraal uitgevoerd, maar na zijn dood zijn alleen live-opnames met het St. Louis Symphony Orchestra uitgebracht van de symfonieën 1 en 7. Hans had het niet zo op historisch geïnformeerde uitvoeringen, maar dat wil niet zeggen dat zijn interpretaties saai zijn. Ze zijn spannend door de enome aandacht voor het detail en de perfecte opbouw van het onderhuidse drama. Tempi zijn aan de matige kant van snel, en de expositie-herhaling in het eerste deel van de Zevende wordt niet gemaakt.
Dat wil nog steeds niet zeggen dat Jan Willem de Vriend de derde Nederlandse dirigent is van een ingeblikte Beethovenintegrale. Lezers van bovenstaand citaat zullen in koor “Frans Brüggen!” geroepen hebben, de dirigent die in deze werken eenzame hoogten heeft weten te bereiken en internationaal is geprezen voor zijn integrale die in 1995 uitkwam op het label Philips. Helaas verdween deze uitgave uit de catalogus door de teloorgang van de activiteiten van het label.
Er is echter nog een Nederlander die een integrale heeft ingeblikt, en dat is een dirigent die zijn faam net als veel van zijn Hollandse collega’s in het buitenland heeft moeten verwerven: David Porcelijn. Porcelijn heeft jaren in Australië doorgebracht en maakte voor het label van de Australische evenknie van de BBC, de A(ustralian)B(roadcasting)Corporation), een integrale met ‘zijn’ Tasmanian Symphony Orchestra – de allereerste Australische Beethovencyclus op geluidsdrager! Het unique selling point van deze uitgave is de inzet van een fortepiano als continuo-instrument. De toelichting laat weten dat uit verslagen uit de vroege negentiende eeuw blijkt dat de leiding van concerten vaak verdeeld was tussen de concertmeester voor de strijkers en een fortepiano voor de blazers.
Willem Mengelberg was de allereerste Nederlandse dirigent die Beethoven integraal opnam, dat was in 1940. Daarna gebeurde er heel lang niets, maar waren dirigenten als Willem van Otterloo en Eduard van Beinum wel degelijk actief als Beethoven-dirigent, ook met individuele registraties. Bernard Haitink was de eerste na-oorlogse hollander die Beethoven inblikte, maar hij heeft er aanvankelijk niet de accolades voor gekregen die hij verdiende met zijn Mahler en Bruckner. Recentelijk gooide hij het muzikale roer om en nam een live-integrale op met het London Symphony Orchestra – op het eigen label van het orkest. Die uitgave werd uiterst positief ontvangen (klik hier voor de recensie).
Jaap van Zweden en Jan Willem de Vriend zaten samen op vioolles, en volgden elkaar op bij het Orkest van het Oosten als chef-dirigent. Jaap van Zweden vertrok van Twente naar het Residentie Orkest en maakte daar voor Philips de allereerste integrale in super-audio. Die uitgave is helaas ondergesneeuwd door een gebrek aan publiciteit en gesneuveld in de vele reorganisaties van Universal Music.
Na Mengelberg, Haitink, Brüggen, Van Zweden en Porcelijn is Jan Willem de Vriend dus de zesde Nederlandse dirigent die deze Parnassus beklimt. Hij onderscheidt zich direct al van zijn collega’s door het orkest waarmee hij deze opnames realiseert, Het Orkest van het Oosten. De naam zegt het al, een ensemble van flink buiten de randstad. Het orkest ontstond in de jaren 1990 door de fusie van twee orkesten die resideerden in Enschede, het Overijssels Philharmonisch Orkest en het Orkest van Opera Forum. Die fusie was een nachtmerrie voor alle betrokkenen, maar heeft uiteindelijk geleid tot de vorming van twee volwassen instellingen, de Nationale Reisopera en het Orkest van het Oosten. Dirigent Jaap van Zweden maakte zijn start bij dat orkest, en nam het mee op toernee naar Carnegie Hall, zijn opvolger Jan Willem de Vriend zorgde voor de broodnodige discografische belangstelling, niet in de laatste plaats veroorzaakt door zijn activiteiten als artistiek leider van het Combattimento Consort, dat al langere tijd op het label Challenge Classics figureert. Voor die discografische activiteiten werd gekozen voor – tot nu toe – Beethoven en Mahler. Je moet maar durven.
Die onverschrokken keuze werd beloond met enthousiaste reacties in binnen- en buitenland op de muzikale- zowel als de opnamekwaliteit. Jan Willem de Vriend heeft in Enschede een kleine revolutie veroorzaakt. Van een goed presterend regionaal orkest heeft hij een ensemble gemaakt dat internationaal opvalt en keer op keer geroemd wordt om zijn kwaliteiten inzake Beethoven. Dat is in de eerste plaats te danken aan zijn enthousiasme. Wie hem aan het werk heeft gezien weet dat hij zijn musici enorm weet te inspireren. Zijn Beethoven wordt gekenmerkt door een onweerstaanbare drive, een moeilijk te vertalen woord – drang komt er nog het dichtste bij.
Nog belangrijker: het is De Vriend gelukt om zijn orkest om te vormen, en dat is een kolossale prestatie. Zijn koperblazers spelen op oude instrumenten, en daardoor krijgen de opnamen van deze Beethovens een coloriet dat volstrekt nieuw is. Neem het Trio uit het Scherzo van de Zevende. Daar laten de lage hoorns zich horen op een wisselnoot van A naar Gis. Op een moderne hoorn een fluitje van een cent. Op een natuurhoorn een evenement, want de A wordt naturel gespeeld, terwijl de Gis gestopt moet worden geblazen. Dat effect wordt door De Vriend benadrukt op een manier die je direct de oren doet spitsen. Het is maar één uit vele voorbeelden.
De Symfonieën Zeven en Acht, opus 92 en 93, samen op één cd, het lijkt zo logisch, en toch zien we maar al te vaak de combinatie 1 & 8 en 2 & 7. Ondanks de enorme architectonische verschillen tussen deze beide werken, is de emotionele verwantschap tussen de twee zonneklaar. Nergens vinden we in Beethovens werken zo’n samenballing van ongebreidelde levenslustige energie. De Zevende is één stomende en stampende massa van zelfverzekerde ritmische stuwkracht, waarvan echter ook iets dreigends uitgaat. In de stralende zon van de Achtste heeft Beethoven lak aan alles en iedereen, en vermaakt hij zijn publiek als een ware Tijl Eulenspiegel. Dat is precies wat we in deze bruisende interpretaties terughoren. Ik verheug me nu al op de Negende