CD-recensie
© Siebe Riedstra, mei 2018
|
In 2009 verscheen op het label Et'cetera een cd die ik strikt genomen hier niet zou mogen bespreken, want in het colofon word ik genoemd als artistiek coördinator. Inmiddels zijn de nodige jaren verstreken, en is er het een en ander gebeurd met de betrokken orkesten - ze werden opgeheven. De cd werd nog niet besproken op OpusKlassiek, en dat is een goede reden om van de regel af te wijken. Henk Badings (1907-1987) genoot in de jaren dertig van de twintigste eeuw een internationale reputatie die vergeleken kan worden met die van Louis Andriessen in de eenentwintigste. Hij was kort gezegd de belangrijkste Nederlandse componist van zijn tijd. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werd hij gedwongen om beslissingen te nemen. Badings koos voor een pragmatische insteek, werd directeur van het Haags Conservatorium en componeerde in opdracht van de bezetter. Het leverde hem niet meer dan een reprimande op, en in de jaren vijftig was hij opnieuw de belangrijkste Nederlandse componist, met een goedgevulde portefeuille met opdrachten. In de jaren zestig ging het mis. Hernieuwde maatschappelijke belangstelling voor oorlogsverledens en wantrouwen tegen gevestigde reputaties zorgden ervoor dat Henk Badings van de Nederlandse concertpodia verdween. In het archief van het Concertgebouworkest vinden we 158 uitvoeringen met werk van Badings, maar de laatste dateert uit 1976. Een van die 158 uitvoeringen was het schitterende Tweede celloconcert, opgedragen aan de solocellist van het Concertgebouworkest, Carel van Leeuwen Boomkamp. De eerste uitvoering vond plaats op 10 oktober 1940 en werd gedirigeerd door Willem Mengelberg. Een jaar later werd het werk opnieuw op het programma gezet, en deze keer dirigeerde Eduard van Beinum. De radio-opname van die uitvoering werd opgenomen in de Van Beinum box die het label Q-Disc in het jaar 2000 uitbracht. Met name het elegische tweede deel maakte op mij diepe indruk, en gelukkig vond ik bij de publieke omroep de interesse die er toe leidde dat tussen 2004 en 2006 een drietal opnamen tot stand kwamen die tot deze cd hebben geleid. De omstandigheden waaronder dat gebeurde waren bepaald niet de gemakkelijkste. In 2004/5 bevond het Radio Symfonie Orkest zich in het laatste seizoen van een langdurige strijd om haar bestaan, dat eigenlijk al vanaf de oprichting in 1985 op onzekere leest geschoeid was. De opname van het Symfonische Scherzo op 17 juni 2005 is waarschijnlijk de laatste studioregistratie die het orkest gemaakt heeft. In 2006 was de nieuwgevormde Radio Kamer Filharmonie net een jaar oud, een orkest dat wonderbaarlijk genoeg geen kinderziektes kende maar desondanks voor zijn tiende levensjaar ophield te bestaan. Michael Müller was solocellist van de Radio Kamer Filharmonie (en is nu een van de twee solocellisten van het Radio Filharmonisch Orkest). Hij maakte kennis met de partituur, was laaiend enthousiast, en heeft zich met hart en ziel ingezet voor een opname die dit prachtige concert overtuigend op de kaart zet. Overigens in een herziene orkestratie die de componist later vervaardigd heeft en in die vorm ten doop werd gehouden door Gaspar Cassado, met Willem van Otterloo aan het roer van het Residentie Orkest, in 1955. Badings droeg zijn Tweede symfonie uit 1932 op aan Eduard van Beinum, de toenmalige tweede dirigent van het Concertgebouworkest. Die opdracht heeft zich terugbetaald, want Van Beinum heeft het werk in de volgende twee decennia maar liefst tweeëntwintig keer gedirigeerd, waaronder zeven uitvoeringen tijdens de toernee die het orkest in 1954 ondernam naar de Verenigde Staten en Canada. Een jaar eerder schreef Badings een werk met de merkwaardige titel Symfonisch Scherzo - niet een Scherzo dat in een symfonie past, maar een scherzo dat met een lengte van zeventien minuten symfonische proporties ambieert. Een werk dat niet alleen opvalt door zijn wonderlijke naamgeving, maar vooral door zijn afwijkende karakter - het lijkt alsof Badings in 1953 uitgedaagd wordt door Dukas. Het resultaat is overdonderend briljant, en de vraag dringt zich op waarom dit werk niet is doorgedrongen tot het bewustzijn van dirigenten en programmeurs. Marjolein de Moor, namens de publieke omroep betrokken bij deze productie, stond erop dat dit werk zou worden opgenomen en ze verdient daarvoor een lintje. Met drie moderne wereldpremières is het een bijzondere cd geworden. index |
|