CD-recensie
© Siebe Riedstra, april 2023 |
Sebastian Bach schreef een kolossaal aantal orgelwerken, en een respectabel aantal concerten voor solisten en instrumentaal ensemble, maar we bezitten van zijn hand geen enkel orgelconcert. Wat niet wil zeggen dat hij voor de combinatie orgel en orkest niet gecomponeerd zou hebben. We hoeven er alleen maar zijn kerkcantates op na te slaan om tot de ontdekking te komen dat daarin heel veel concertante orgelpartijen zijn terug te vinden die later hun weg vonden naar het wereldlijke concertpodium, maar... niet als orgelconcerten. Kennelijk was daar geen markt voor, want ze werden door de componist vertaald naar andere instrumenten en vervolgens naar het klavecimbel. Daar komt nog bij dat de rol van het orgel in verreweg de meeste uitvoeringen van de cantates wordt waargenomen door een historische vervalsing: het kistorgel. Het is jammer maar waar: Bach heeft het fenomeen kistorgel nooit gekend - het is een handige twintigste-eeuwse uitvinding. En het demonstreert onze onwilligheid om consequent te zijn wanneer het om de historisch geïnformeerde uitvoeringspraktijk gaat. Bij de ingebruikname van het barokorgel in het Utrechtse Vredenburg deed Jos van Veldhoven daar een aardige uitspraak over: 'een kistorgel is als een dakloze: het zwerft rond van zaal tot zaal en van kerk naar kerk'. Men zou daar aan toe moeten voegen dat het kerkorgel juist een pleisterplaats biedt waar je graag vertoeft om muziek te maken. Wie kennis heeft gemaakt met de selectieve opnames van Bachs Cantates door Philippe Herreweghe zal ongetwijfeld menigmaal diep geroerd zijn geweest door het magistrale spel van Marcel Ponseele. Ponseele bespeelt de hobo, de hobo d'amore en de hobo da caccia (althobo) - vooral dat laatste instrument is alleen al door zijn verschijning een fascinerend fenomeen. Ponseele is ook medeoprichter van het ensemble Il Gardellino, genoemd naar een fluitconcert van Antonio Vivaldi - fluitist Jan de Winne was bij de oprichting in 1988 zijn makker. Il Gardellino heeft in de loop der jaren zijn eigen licht laten schijnen op een aantal cantates van Johann Sebastian. Hier maken we kennis met hun kijk op twee solocantates voor altus met een obligate partij voor orgel solo. Organist Leo van Doeselaar speelt daartussen het magistrale Toccata, Adagio en Fuga in C, BWV 564, een werk waarvan geen handschrift bestaat, maar in twee kopieën is overgeleverd en dus mogelijkheden biedt tot eigen versieringen, een kans die door van Doeselaar met smaak wordt aangegrepen. De opname werd gerealiseerd in de kloosterkerk van St. Georg in het Duitse Goslar. Daar bevindt zich een drieklaviers orgel met 42 stemmen uit 1734, gebouwd door Christoph Treutmann, een orgelmaker met wie Bach goed bekend was en wiens werk hij waardeerde. Wat dit instrument extra geschikt maakt is de praktische situatie: opgebouwd in één gesloten kast (dus geen rugwerk). Het bestaat uit een Hauptwerk, Hinterwerk en Oberwerk, en de plaatsing op een koorzolder (Orgelempore) waarborgt voldoende ruimte voor de benodigde extra musici. Het boekje bij de cd geeft geen dispositie van het instrument, maar die is makkelijk hier te vinden. Leo van Doeselaar is tevens een van de vaste organisten in het project All of Bach van de Nederlandse Bachvereniging. Het aardige is dat hij in BWV 35 te horen en te zien is in een opname die gerealiseerd werd in de Martinikerk te Groningen. Daar is echter geen koorzolder beschikbaar en moet de organist digitaal contact onderhouden met de dirigent. In Groningen was Maarten Engeltjes de altsolist, op deze cd horen we Alex Potter, eveneens een vaste gastsolist bij de Nederlandse Bachvereniging. Interessant ook om te zien dat dirigent Jos van Veldhoven in Groningen kiest voor een klein strijkorkest, terwijl Il Gardellino in Goslar opteert voor een solistische bezetting. Dat zou ook met de grootte van de kerkruimte te maken kunnen hebben. Cantate 35, Geist und Seele wird verwirret, is met een lengte van krap een half uur een kolossale opgave voor de zanger, om maar te zwijgen van de virtuositeit en de bovenmenselijke ademtechniek waarover de zanger moet beschikken. Alex Potter levert hier een topprestatie, en wordt gesecondeerd door schitterend ensemblespel. Een dirigent wordt niet vermeld, maar ongetwijfeld heeft Marcel Ponseele hier een leidende rol gespeeld. De opname zoekt in het begin nog even naar de juiste balans tussen orgel en instrumenten, maar al gauw valt alles op zijn plaats. De toegevoegde waarde ligt uiteraard in het feit dat we deze werken eindelijk horen zoals Sebastian Bach ze bedoeld heeft. index |
|