CD-recensie
© Siebe Riedstra, januari 2018
|
Bachs belangrijkste pleitbezorger, zijn tweede zoon Carl Philipp Emanuel, schreef in 1774 over deze sonates: 'Die 6 Clavirtrio, die unter ihren Nummern zusammengehören, sind von den besten Arbeiten des seeligen lieben Vaters.' Hoezo Clavirtrio, dit zijn toch Vioolsonates? Zo stuiten we meteen al op een probleem dat ook vandaag de dag nog voortwoekert, het verschil tussen een triosonate en een sonate met begeleiding van basso continuo. Eigenlijk is het simpel, maar in de historische muziekpraktijk staat altijd alles open voor discussie. Emanuel Bach heeft het, wanneer hij spreekt over Clavirtrio over een driestemmige compositie voor twee instrumenten. Linker- en rechterhand van het klavecimbel en de vioolpartij. Dat hier geen sprake is van basso continuo blijkt uit het simpele feit dat die door Bach niet is genoteerd in getallen, maar gewoon is uitgeschreven. Het onderscheid wordt heel duidelijk in de fluitsonates, waar beide tradities naast elkaar voorkomen. Een ander misverstand wordt veroorzaakt door het begrip 'barokviool'. Toen Stradivarius zijn instrumenten bouwde was Bach springlevend, en je mag dus veronderstellen dat zulke instrumenten in de eerste plaats met zijn muziek worden geassocieerd. Het tegendeel is waar: beroemde vioolvirtuozen spelen de concerten van Brahms en Tsjaikovski het liefst op een Stradivarius, uiteraard bespannen met stalen snaren. Met andere woorden, dat een viool gebouwd werd door Stradivarius maakt hem in de huidige muziekpraktijk nog niet tot een barokviool - integendeel. Isabelle Faust bespeelt op deze nieuwe opname van de vioolsonates geen Stradivarius, maar een iets ouder instrument, in 1658 gebouwd door Jacobus Stainer. Klavecimbels uit de tijd van Bach zijn er nog nauwelijks, dus zijn we aangewezen op kopieën, in dit geval stamt het origineel uit 1722 van Johann Heinrich Gräbner Sr, dat zich bevindt in de Villa Bertramka te Praag, de kopie werd in 2008 vervaardigd door John Phillips uit Berkeley, California. Op deze instrumenten laten Faust en Bezuidenhout horen dat de traditie wat betreft de interpretatie van deze stukken aan een constante bijstelling onderhevig is. Van de 'naaimachinebarok' tot de brutaal moderne opvatting van Guido de Neve en Frank Agsteribbe die ik hier onlangs besprak lijken lichtjaren te zijn verstreken. Dat er intussen ook andere prachtige uitgaven zijn verschenen werd aangetoond door Lucy van Dael en Bob van Asperen op het label Naxos (8.554783/8.554614). Zowel Faust als Bezuidenhout zijn thuis in een breed repertoire. Faust speelde Brahms met het Mahler Chamber Orchestra en Schumann met het Freiburger Barockorchester. Bezuidenhout wisselt met groot gemak tussen klavecimbel, fortepiano en Steinway. Ieder op hun eigen manier laten ze horen dat muziekmaken met nieuwsgierige oren onverwachte impulsen kan geven aan de interpretatie van deze Clavirtrio. Een genot om naar te luisteren. Wat zeker ook geholpen heeft is de productie van Martin Sauer, niet alleen als opnameleider, maar ook als verantwoordelijke voor de montage. Dat hij de Teldex Studio kent als zijn huiskamer werkt daarbij alleen maar mee. Om Emanuel Bachs lofprijzing over deze sonates nog maar eens te citeren: 'Ze klinken nu nog zeer goed en geven mij veel plezier, ongeacht dat ze meer dan 50 jaar oud zijn.' index |
|