![]() CD-recensie
© Siebe Riedstra, juni 2018
|
Dit is een uitgave die op het eerste gezicht nogal wat vragen oproept. Waarom brengt het label BIS een cd uit met American Symphonies, gedirigeerd door een onbekende maestro die niet eerder op het label verscheen? Het colofon geeft geen uitsluitsel, maar gezien het feit dat men het London Symphony Orchestra kan inhuren rijst het vermoeden dat dit een particulier initiatief zou kunnen zijn van dirigent Lance Friedel. Eerder verscheen van Friedel een opname van de Vijfde symfonie van Bruckner met dit orkest, en een Amerikaanse recensent sprak daarover dezelfde vermoedens uit. Dat het label BIS deze cd uitbrengt is op zichzelf wel een garantie voor kwaliteit. Robert Suff - niet alleen executive producer, maar ook producer en medeverantwoordelijk voor de mixing - heb ik leren kennen als een perfectionist die geen genoegen neemt met half werk. Dat is goed te horen in het Scherzo uit de tweede symfonie van Walter Piston, een virtuoze krachttoer waarin iedereen op de punt van de stoel moet presteren. Walter Piston (1894-1976) mag dan gelden als een academicus (hij doceerde aan de Universiteit van Harvard en schreef een standaardwerk over instrumentatie), zijn muziek is allesbehalve schools. Je zou hem - met respect - de Amerikaanse Walton kunnen noemen. Zijn reputatie berust op zijn orkestwerken, waarvan de Zesde symfonie de boeiendste is van de acht die hij naliet. Het was een opdrachtwerk van het Boston Symphony Orchestra naar aanleiding van haar 75-jarig bestaan in 1955, en chef-dirigent Charles Munch zorgde voor een definitieve opname op RCA; die is echter tot mijn grote verdriet niet heruitgegeven op cd. De onvermoeibare Gerard Schwarz nam het werk eveneens op met zijn Seattle Symphony voor het label Delos - een opname die later werd heruitgegeven op het label Naxos (8.559161). Hetzelfde geldt voor de Derde Symfonie van Samuel Jones (1935), met de ondertitel Palo Duro Canyon (Naxos 8.559378) . Een werk dat voorbijgaat aan alles wat in de twintigste eeuw als vernieuwing is ontstaan, en dat desondanks in staat is om twintigste-eeuws te klinken. Jones was een leerling van Howard Hanson, en wie de Tweede symfonie van Hanson kent hoort een duidelijke verwantschap (en ook met Carl Nielsen). Jones schreef een symfonie waarvan de vier delen in elkaar overgaan, en die zich eerder laat beluisteren als een symfonisch gedicht. De inleidende maten zetten direct de oren op steeltjes, met een geluidsopname van de wind die over de Texaanse vlakte strijkt. Het werk is gebouwd in de sonatevorm, met het eerste thema als inleiding, het tweede thema als langzaam deel, de doorwerking als scherzo en de reprise als finale. Een schitterend werk, dat net als de Pastorale van Beethoven een poging doet om natuurbeelden om te zetten in abstracte muziek, en dat zich laat beluisteren als een spannend boek. De loopbaan van Stephen Albert (1941-92) kwam tot een abrupt einde door een auto-ongeluk. Op zijn schrijftafel lag een bijna voltooide Tweede symfonie, die gelukkig maar heel weinig redactie behoefde. Vriend en leerling Sebastian Currier zorgde voor de voltooiïng. Het is een opdrachtwerk voor de New York Philharmonic, voor de viering van het 150-jarig bestaan. Ook in dit geval is er geen sprake van een cd-première, het label Naxos bracht in 2007 een cd uit met de de beide symfonieën van Albert, gespeeld door het Russian Philharmonic Orchestra onder leiding van Paul Polivnick (Naxos 8.559257). Ook hier is een componist aan het woord die in het vertrouwde tonale idioom boeiende dingen weet te vertellen zonder ook maar een moment suffig of ouderwets over te komen. De muziek heeft hier het laatste woord. Drie partituren die het meer dan verdienen om gehoord te worden, uitgevoerd door een uitstekend orkest en een dirigent die niet alleen precies weet wat hij met deze partituren wil, maar dat ook in een uitstekend geformuleerde toelichting duidelijk weet te maken. index |
|