CD-recensie
© Paul Korenhof, december 2024 |
De naam Joseph Swensen associeerde ik vooral met de viool, maar daarmee deed ik deze Amerikaans-Noors-Japanse musicus onrecht. Het bijeengaren van wat ik op internet over hem kon vinden (ervan uitgaand dat die informatie ook klopt), levert het beeld op van een veelzijdig musicus met een lange, respectabele carrière als violist, componist en dirigent, waarbij hij tijdens een intensieve samenwerking met het Scottish Chamber Orchestra, ook uitgroeide tot een gewaardeerde orkestcoach. Geen beginneling dus, deze dirigent van het Orchestre National Bordeaux Aquitaine waarmee hij nu een opname maakte van een project waarvoor hij de veertien uur durende Ring des Nibelungen terugbracht tot een 'Querschnitt' van twee uur en acht minuten. Aanvankelijk had ik in plaats van 'Querschnitt' het eveneens uit het lp-tijdperk afkomstige woord 'Kurzoper' willen gebruiken, maar dat leek mij minder van toepassing. In beide gevallen gaat het niet om een reeks afgeronde fragmenten, maar om en muzikale lappendeken waarvoor afgeronde of verkorte fragmenten (soms maar een paar maten) tot een doorlopend geheel worden samengevoegd. De aanduiding 'Kurzoper' suggereert echter een verkorte versie waarbij het operakarakter gehandhaafd blijft en dat is hier minder het geval. Eerder is deze Ring Odyssey een dramatische symfonie met de nadruk op het orkestrale aandeel waarbij het eerste deel, waarin Das Rheingold werd teruggebracht tot een 'voorspel' van een kwartier dat zelfs geheel orkestraal is. In veertig minuten uit Die Walküre is het vocale element echter beter vertegenwoordigd. De nadruk ligt daar op Siegmund en Sieglinde met een gezongen liefdesscène van een minuut of twintig, en op Wotan's Abschied, maar we horen ook de Walkürenritt, een tophit die natuurlijk niet mag ontbreken, maar die hier met één enkele sopraanstem een beetje mager klinkt. Een ander merkwaardig punt vinden we in de samenvatting van Siegfried tot twintig minuten met als vocale delen alleen een kort moment van Siegfried ('Du holdes Vöglein') en Brünnhilde's 'Ewig war ich'. Over het algemeen kan ik goed overweg met het fragmentarische karakter van zo'n selectie, maar met alleen zo'n kort fragmentje uit dat schitterende, psychologisch gedetailleerde liefdesduet, voelde ik mij niet prettig. Het is alsof je in een museum de toelichting naast het schilderij leest, terwijl het doek zelf even voor een opknapbeurt is weggehaald. Bijna een uur Götterdämmerung biedt een beter evenwicht met het duet 'Zu neuen Taten' plus substantiële delen uit de scène van Hagen met de Gibichungen, de moord op en de dood van Siegfried en Brünnhilde's slotscène. Bij dat alles horen we welluidende bijdragen van de tenor Michael Weinius en een mooi lyrische Sieglinde, gevolgd door een eveneens lyrische maar vooral in de slotscène met te weinig autoriteit gezongen Brünnhilde van de sopraan Christiane Libor. Minder overtuigend is de bariton Derek Welton die na een vlakke Wotan het onheilspellende timbre mist voor Hagen. Het orkest uit Bordeaux ondersteunt dat alles voortreffelijk, maar het koor van Gibichungen klinkt alsof daar nooit een veldslag mee gewonnen zal worden. Uiteindelijk draait het allemaal natuurlijk om Swensen en Wagner, en die relatie verdient enkele kanttekeningen. In zijn toelichting vertelt Swensen dat hij de eerste vijftig jaar van zijn leven niets van Wagner's muziek moest hebben: te dwingend en te militaristisch. De ommekeer kwam door een uitnodiging voor een semi-professionele uitvoering van Tristan und Isolde met een orkest van dertig musici. Het niveau was diep provinciaals, maar desondanks (of wellicht dankzij die bescheiden opzet) werd hij opeens gegrepen door de emoties in de muziek. Meteen wierp hij zich op Wagner met de behoefte diens muziek toegankelijk te maken voor anderen die er misschien moeite mee hadden en deze Ring Odyssey is het resultaat. Tot zover klinkt het allemaal heel sympathiek en zou ik tot Swensen's doelgroep behoren, dan zou ik over deze uitgave misschien zelfs heel enthousiast zijn. Als één componist vraagt om inzicht op basis van ervaring, is het echter Wagner, zeker bij zijn grote werken. Wagner schreef geen muziek maar muziekdrama's en dat moet in iedere maat hoorbaar zijn. Zijn partituren moeten niet klinken als 'mooie muziek' maar een uitvoering - ook fragmentarisch - moet doortrokken zijn van dramatische spanning, en daaraan ontbreekt het hier. Het duidelijkst wordt Swensen's gebrek aan van ervaring aan het slot van Götterdämmerung, vooral tijdens de korte orkestrale 'epiloog'. Neemt hij over het algemeen de tempi al aan de rustige kant, hier schakelt hij over op de laagste versnelling, waarschijnlijk met de bedoeling dat slot zo romantisch mogelijk te laten klinken. Tekenend is het befaamde moment, zeven mate vóór het einde, als voor het laatst het Erlösungsmotiv klinkt. Wagner noteerde daar 'etwas zurückhaltend', maar liet de muziek wel doorstromen. Dat veel dirigenten daar toch even inhouden, kan ik begrijpen: bij een goede timing kan dit extra spanning oproepen. Bij Swensen komt de muziek echter bijna tot stilstand en als hij dan weer doorgaat met een van de muzikaal mooiste momenten uit de hele Ring, is alle mogelijke spanning weggevloeid.. Tot slot dient te worden vermeld dat Swensen zich bij op één detail na volledig aan de partituren heeft gehouden. Dat detail betreft een extra roffel van het slagwerk om enkele malen een dramatisch tijdsverloop te overbruggen. Alleen had dat slagwerk van mij wel iets zachter mogen klinken, en niet alleen daar: tijdens de Trauermarsch is het op een gegeven moment zo dof dreunend aanwezig dat het - in mijn oren - niet mooi meer is. index |
|