CD-recensie

 

© Paul Korenhof, november 2020

Vivaldi: Il Tamerlano
Arianna Venditelli (Idaspe), Bruno Taddia (Bajazet), Delphine Galou (Asteria), Filippo Mineccia (Tamerlano), Marina De Liso (Andronico), Sophie Rennert (Irene)
Accademia Bizantina
Dirigent: Ottavio Dantone
Naïve OP 7080 (3 cd's)
Opname: Ravenna, 7-16 februari 2020

   

Deel 65 in de Vivaldi Edition is de partituur die door de componist zelf werd betiteld als Il Bajazet en waaraan hetzelfde libretto ten grondslag lag als aan de gelijknamige opera van Händel. Voor de 18de-eeuwer was Racine's Bajazet uit 1672 trouwens operastof bij uitstek die niet alleen tot ons kwam in de versies van verschillende componisten, maar ook in meerdere tekstbewerkingen.

Overigens lag er al een lange weg tussen het stuk van Racine en het libretto van Agostin Provene voor Vivaldi's 'tragedia per musica' die in 1735 in Verona in première ging. Een belangrijke schakel daarin was de bewerking van Jacques Pradon tot Tamerlan, ou La Mort de Bajazet uit 1675, maar ook maakte Provene gebruik van de Historia byzantina van Michel Dukas (1649). Wellicht speelde daarbij mee dat hij zijn tekst bewust wilde onderscheiden van die van opera's van Alessandro Scarlatti, Antonio Salvi en Francesco Gasparini, voor wie het stuk van Pradon reeds als uitgangspunt gediend had.

Daarnaast lijkt de tekst van Provene beïnvloed door een libretto van Francesco Silvani dat Francesco Gasparini in 1704 gebruikte voor La fede tradita e vendicata. Daarin werd verwezen naar een episode in de Spaanse successieoorlog waarin een belangrijke rol werd gespeeld door de toenmalige hertog van Mantua. Bovendien is het aannemelijk dat hij zich voor de dood van Bajazet in Il Tamerlano liet beïnvloeden door de nooit helemaal opgeklaarde zelfmoord die diezelfde hertog in 1708 in Venetië gepleegd zou hebben.

Is het het libretto dus al een problematisch geheel, de partituur is dat nog meer. Il Tamerlano kan namelijk niet helemaal op rekening van Vivaldi geschreven worden, maar is een pasticcio waarin ook muziek van Giacomelli, Porpora, Broschi (de broer van de castraat Farinelli) en Hasse was opgenomen. Bovendien had Vivaldi voor de sinfonia en diverse aria's dankbaar geput uit eerdere werken van zijn eigen hand, en uiteindelijk waren alleen de recitatieven volledig nieuw gecomponeerd.

Tegen die gang van zaken kijken wij nu een beetje vreemd aan, maar in Vivaldi's tijd was zoiets normaal, zelfs bijna een noodzaak. In een tijd waarin alleen al in Venetië anderhalf dozijn operatheaters jaarlijks van nieuwe werken moest worden voorzien, was de opera weinig meer dan een vluchtig consumptieartikel. Het feit dat Vivaldi zelf bijna vijftig verschillende titels op zijn naam bracht, spreekt boekdelen.

Helaas is de van Il Tamerlano (of Il Bajazet) bewaarde partituur niet compleet, zodat voor een samenhangende uitvoering oplossingen moeten worden gezocht. Dat is bij zo'n pasticcio niet echt een probleem en de herkomst van zowel de oorspronkelijke als de voor deze uitvoering toegevoegde delen wordt gedetailleerd vermeld in het cd-boekje. (Minder vriendelijk is overigens de daarvoor gebruikte letter die voor menigeen een goede leesbril of een flink vergrootglas nodig maakt.)

Hoewel het ontstaan van zowel de originele partituur als die welke door Naïve werd opgenomen, een weinig homogeen muziekdrama suggereert, blijkt het resultaat geenszins onaangenaam. Allereerst natuurlijk omdat de barokopera geen drama is in de huidige zin, maar een aaneenschakeling van situaties en emoties, maar zeker ook door de aanpak van Ottavio Dantone en de Accademia Bizantina. In tempi en frasering straalt hun spel een aangename levendigheid uit waarbij duidelijk aandacht is voor inhoud en karakter van de aria's, en waar mogelijk wordt die sfeer ook fraai ingeleid met licht dramatisch accenten in de recitatieven.

In de titelrol horen we de stijlvol gehanteerde countertenor van Filippo Mineccia. In het eerste bedrijf slaagt hij er niet helemaal in de grandeur van de overwinnaar in zijn stem te leggen, maar hij herstelt zich daarna met een vol autoriteit gezongen 'Cruda sorte'. Als zijn tegenstander Bajazet klinkt Bruno Taddia vocaal minder zelfverzekerd, zeker in de afwerking van zijn fiorituren, maar de ligging van de partij (hier gezongen door een bariton) geeft aan dat zijn rol volgens de conventies van de opera seria op het derde plan komt.

Sterk van intensiteit is Delphine Gallou als Asteria. Als dochter van de overwonnen Bajazet wordt zij heen en weer geslingerd tussen medeleven met haar vader en trouw aan de Griekse vorst Andronico, terwijl zij ook nog de avances van en vervolgens de vernedering door Tamerlano moet ondergaan. Met haar jeugdig klinkende alt brengt Gallou die gevoelens mooi over met als hoogtepunt haar uitbarsting van wanhoop en woede na de zelfmoord van Bajazet. Jammer dat zij haar emoties niet altijd in de tekst laat doorklinken en daarbij zelfs de neiging heeft haar woorden op licht veristische wijze te kleuren.

Andronico is in uitstekende handen bij Marina De Liso, een warme sopraan (in feite een 'echte' mezzosopraan) met een elegante vocalistiek die vooral tot uiting komt in fraai getrokken legatolijnen. Merkwaardig is alleen haar zwakke articulatie van de s, de z en de t die bijna een licht spraakgebrek suggereert, zeker in haar aria aan het slot van het eerste bedrijf waarin in de beide hoekdelen het woord 'costanza' centraal staat.

De Oostenrijkse Sophie Rennert blijkt eveneens een mezzosopraan van het zuiverste water. Met het lichte, slanke timbre van een lyrische sopraan lijkt zij ideaal voor rollen als Idamante, Cherubino, Octavian en de Komponist, maar ook voor Susanna, Zerlina en zowel Fiordiligi als Dorabella. Haar imitatie-aria in het laatste bedrijf 'Son tortorella' ('Ik ben de tortelduif'), een genre waar Vivaldi's tijdgenoten zo gek op waren, groeit uit tot een waar juweeltje en leidt daarmee tot een maximaal contrast met Arteria's daarop volgende uitbarsting van wanhoop.

Het vocale hoogtepunt van de uitvoering, waarbij ik mij zelfs even waande in de tijd van het echte virtuozendom, is de Idaspe van de sopraan Arianna Venditelli. Haar timbre is soms aan de harde kant, maar alleen al haar waterval van fiorituren in 'Anch'il mar' maakt deze uitgave de moeite waard. Heel erg prettig aan het geheel is bovendien dat de uitvoering ondanks de uit de barok bekende uniformiteit aan 'hoge' stemmen een opmerkelijk onderscheid in timbre oplevert. In het theater speelt dat niet zo mee, maar bij een zuivere audio-opname des te meer.

De heldere opname met de stemmen licht prominent in het klankbeeld sluit aan bij de vorige delen in de inmiddels heel indrukwekkende Vivaldi Edition. Complimenten ook voor de presentatie, zeker op het punt van de esthetiek - natuurlijk afgezien van die kleine lettertjes. In de biografieën zijn die overigens een puntje groter en in de artikelen nog een puntje, maar voor zowel de ouderen onder ons als visueel minder bedeelde muziekliefhebbers blijft het soms behelpen.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links