CD-recensie
© Paul Korenhof, maart 2018
|
De gemiddelde, vooral op affecten gerichte opera seria loopt bij voorbaat al niet over van dramatiek en Vivaldi's 33ste opera, het 'melodramma eroico-pastorale' Dorilla in Tempe dat in 1726 in het aan operaliefhebbers (en operatheaters!) rijke Venetië in première ging, vormt daarop geen uitzondering. Tijdens de sinfonia wanen we ons meteen in de wereld van De vier jaargetijden, letterlijk zelfs, want in het derde deel verwerkte Vivaldi zijn eigen, slechts enkele maanden eerder gepubliceerde 'Lente' (La primavera) en die lijn trekt hij door in de beginsectie van het openingskoor. Wie verwacht dat de muziek in de ruim twee uur die daarop volgen, alleen maar gezellig voortkabbelt volgens de traditie van de pastorale, zal echter verrast opkijken, ondanks het gebrek aan muziekdrama. Hoewel de emoties in de levendig gerealiseerde recitatieven soms meer lijken op te lopen dan in de aria's, biedt Dorilla in Tempe toch een reeks aangename muzikale schakeringen, het ene moment wat serieuzer met duidelijk emotionele momenten, maar elders ook met vrolijker aria's die soms zelfs uit een komisch intermezzo als Paisiello's La serva padrona afkomstig lijken. Muzikaal levert het geheel een bijzonder levendig resultaat op, ongetwijfeld mede dankzij het enthousiasme van Diego Fasolis en I Barocchisti. Hoe de solisten in de zaal klinken is mij onbekend en dus weet ik ook niet in hoeverre de microfoons hun zang flatteert (of juist niet), maar als cd-uitgave is dit een aantrekkelijk specimen van de manier waarop Vivaldi voor het theater schreef. De vocale erepalm gaat naar de warme mezzosopraan Romina Basso die in haar veeleisende aria's een indrukwekkend virtuoze en in haar warme expressiviteit soms bijna romantische Dorilla neerzet. De iets lichtere Serena Malfi doet als Elmiro in virtuositeit weinig voor Basso onder, maar mist in haar timbre iets van de broodnodige persoonlijkheid (de jonge Teresa Berganza zou hier ideaal zijn geweest). Marina de Liso, de derde mezzo, sluit zich bij hen aan, maar ontplooit in vergelijking een ietwat kalig timbre, terwijl de vierde, Lucia Cirillo. mij niet altijd meesleepte door een mooie toonvorming en een perfecte intonatie. (Het inzetten van vijf 'mezzosopranen' zegt overigens meer over de huidige praktijd en de manier waarop wij tegenwoordig tegen stemmen aankijken, dan over de voorkeuren en 'stemsoorten' in de tijd van Vivaldi!) De alt Sonia Prina klinkt meer metalig dan warm, maar met veel genoegen beluisterde ik de bijdragen van Christian Senn, een kernachtige, donkere bariton die mij regelmatig deed denken aan Renato Capecchi in diens opname uit 1959 als Uberto in La serva padrona. In ieder geval lijkt hij door zangstijl, timbre en tekstbehandeling in muziek uit de eerste helft van de 18de eeuw volledig op zijn plaats. Opname en presentatie maken verder een verzorgde indruk, maar kennelijk rekent Naïve er niet op dat deze uitgave meer dan één enkele maal beluisterd wordt. De eerste keer lukte het mij nog redelijk het libretto en het doosje met de cd's uit de schuifhoes te halen, maar de tweede keer moest ik mijn toevlucht nemen tot enig krachtvertoon, waarbij het doosje na heldhaftige tegenstand uiteindelijk het loodje legde. index |
|