CD-recensie
© Paul Korenhof, maart 2006
|
||
Verdi: Rigoletto. Josef Metternich (Rigoletto), Rita Streich (Gilda), Rudolf Schoeck (Hertog), Margarete Klose (Maddalena), Heinz Hoppe (Sparafucile), Wilhelm Lang (Monterone), Otto Hüsch (Ceprano), Leopold Clam (Marullo), Ralph Peters (Borsa), Silvia Menz (Giovanna), RIAS Kammerchor & Sinfonieorchester o.l.v. Ferenc Fricsay. Walhall WLCD 0121 (2 cd's) Opname:Berlijn, September 1950 Rudolf Schock: nog altijd ondergewaardeerdEr zijn van die dingen waar je pas laat achter komt, soms véél te laat. Bijvoorbeeld dat Rudolf Schock, voordat hij een overjarige Heintje werd, een van de grote Duitse tenoren van de twintigste eeuw is geweest. Natuurlijk, ik kende zijn Lohengrin op Decca, zijn fenomenale Bacchus in de complete Ariadne auf Naxos onder Karajan en zijn nog stralender vertolking van diezelfde rol onder Alberto Erede op een lp met Lisa Della Casa - een soort 'onbewoond-eiland-plaat' - en toch drong het niet door. Zelfs talloze losse fragmenten uit zijn 'vroege periode, waaronder die prachtig poëtische opname van het 'kersenduet' uit L'amico Fritz, die hij in 1950 maakte met Joan Hammond, zetten mij niet aan het denken. Erger nog: steeds als ik zijn naam weer eens in een 'Querschnitt' met in het Duitse gezongen Italiaanse operafragmenten tegenkwam, liet ik de beker aan mij voorbijgaan. Josef Metternich (l.) en Rudolf Schock in Verdi's La Forza del Destino in de tv-show naar aanleiding van Schocks zeventigste verjaardag Tot vorig jaar Josef Metternich overleed en ik ontdekte dat ik veel te weinig opnamen kende van een bariton die voor mij - ik begon met verzamelen in de jaren zestig - totaal overschaduwd was door Dietrich Fischer-Dieskau en Hermann Prey. Ik moet zelfs toegeven dat ik Heinrich Schlussnuss beter kende, maar vooral dankzij de firma Walhall had ik binnen de kortst mogelijke tijd vier tot vijf euro per stuk een hele serie complete opnamen in huis. In de weken die volgden, heb ik me nachten lang gelaafd aan opnamen uit de jaren vijftig en zestig met werken van Verdi, Puccini, Wagner, Offenbach en Strauss, alles natuurlijk in het Duits (alleen een live-opname van de Un ballo in maschera uit de Met laat deze grote Duitse bariton in het Italiaanse horen), maar wel in prachtig 'verdoekte' radio-opnamen. Het werd een ontdekkingsreis door een verleden dat ik juist ook vanwege dat Duits lang links heb laten liggen, en dat mij opeens confronteerde met een bijna onbekende wereld. Hoogtepunten: een Rigoletto en een Hoffmanns Erzählungen, waarin het brede timbre van Metternich optimaal contrasteerde en tegelijk ook samenging met de zilveren sopraan van Rita Streich. Zelden heb ik Rigoletto's wanhoop zo aangrijpend horen weergeven en zelden zal Dapertutto's 'spiegelaria' demonischer hebben geklonken (je zou bijna willen dat Offenbach die aria echt geschreven had.) - en steeds weer was daar Rudolf Schock, bijna als een leidmotief, en steeds weer werd ik me bewust van de ongelooflijke muzikaliteit van zijn vertolkingen. Een schitterend voorbeeld van de zangkunst van Rudolf Schock horen we in een Rigoletto uit 1950, feilloos geleid door Ferenc Fricsay (nog zo'n grootheid!). De zorgeloosheid van de openingssolo van de hertog, 'Freundlich blick'ich' ('Questa o quella'), is exemplarisch en de bijna magische 'halve tonen' waarmee Schock de aria 'Ich seh ' die heiβen Zähren' ('Parmi veder le lagrime') inzet, vormen een zangles op zich,. Rudolf Schock in Rigoletto Maar het grote wonder komt bij het afgezaagde, doodgezongen 'O wie so trügerisch' ('La donna è mobile'). Is het Schock zelf? Is het de dwingende hand van Fricsay? Wie zal het zeggen. Maar zelden of nooit hoorde ik zo duidelijk dat het hier ging om een simpel liedje, dat alleen gezongen werd om Maddalena (Margarete Klose) te verleiden. Niet om een uitsloverige macho-aanklacht tegen alle vrouwen, waarmee de hertog zich in feite ook tegen Maddalena keert - laat staan dat deze aria Pavarotti-achtig uit volle borst naar het schellinkje geschald moet worden. Dat de slotnoten niet helemaal stralend klinken, kan ook aan de Duitse vertaling liggen, maar meteen daarna revancheert Schock zich weer door zijn verleidingskunsten met de hoogste graad van intimiteit voort te zetten. De in betoverend mezza voce gezongen herhaling van zijn lied, als hij zich met een ondubbelzinnige uitnodiging aan Maddalena in de kamer van Sparafucile ter ruste begeeft, is zelfs te mooi om waar te zijn! Pas tijdens de slotscène, als Rigoletto hem in de verte hoort wegwandelen, gooit de hertog zijn stem weer open. Zelfbewust en voldaan. Hij heeft zijn doel bereikt en middernacht of niet, nu hoeft hij met niemand meer rekening te houden. Tot de volgende verovering zich aandient. index | ||