CD-recensie
© Paul Korenhof, november 2024 |
Twaalf jaar geleden maakte de Amerikaanse tenor Charles Castronovo zijn debuut in ons land tijdens een ZaterdagMatinee met Les Pêcheurs de perles van Bizet. In de jaren daarna maakte hij een wereldcarrière met de partijen in het repertoire voor de tenore lirico-leggiero in onder meer Don Giovanni, Così fan tutte, Die Zauberflöte, Falstaff en L'elisir d'amore. Al snel schakelde hij over op zwaarder lyrisch repertoire Lucia di Lammermoor, La Traviata, Faust, Romeo et Juliette, Rigoletto en zelfs La Boheme om daarna langzaam uit te groeien naar het grotere Verdi-repertoire, al onthoudt hij zich wijselijk van Radames (Aida) , Don Alvaro (La forza del destino) , Manrico (Il trovatore) en Otello. Eenzelfde patroon zien wij bij de Mexicaanse tenor Ramon Vargas, die in zijn jonge jaren bij de Reisopera te horen was in Falstaff en Die Zauberflöte). Voor Ernani en (zij het op het randje) Un ballo in maschera hebben Castronovo en Vargas nog wel de stamina , maar anders dan echte Verdi-tenoren als Martinelli, Del Monaco en Bergonzi, die soms zelfs als bariton zijn begonnen, missen zij de brede steun in het borstregister waardoor zij Verdi's muziek optimaal kunnen kleuren. (Carlo Bergonzi, misschien wel de grootste en zeker de meest nuancerende Verdi-tenor van allen, heeft daarover herhaaldelijk interessante opmerkingen gemaakt.) Dat gezegd hebbende, kan ik alleen maar zeggen dat ik er heel wat voor over zou hebben als ik het merendeel van Verdi's opera's tegenwoordig met een tenor als de nu 49 jaar oude Castronovo zou horen. Laat hij hoorbaar iets meer volume moeten ontwikkelen dan waarvoor zijn stem geëigend is, en laat hij in zijn kleuring minder nuances kunnen aanbrengen dan Bergonzi, Pavarotti of Domingo, zijn zang blijft altijd muzikaal, technisch op hoog niveau en expressief van frasering. Voor Macduff en Don Carlos (in het Frans!) lijkt hij zelfs ideaal, maar ook in I Lombardi, Jérusalem en Luisa Miller zou ik hem zonder meer ook in complete opnamen willen horen. Eigenlijk geldt dat laatste voor in alle rollen op deze cd, en dat mag dan zeker met als dirigent Constantine Orbelian van wie wij hier te weinig horen. Wel bekroop mij soms het gevoel dat deze Amerikaanse dirigent (van Russisch-Armeense afkomst) zich iets minder zou moeten concentreren op het toegewijd begeleiden, hoe goed hij dat ook doet, en dat hij actiever zou moeten meedenken meedenken over zaken als kleiring en frasering op basis van de tekst. Als Castronovo namelijk hier en daar zijn volume wat zou inhouden, zou hij meer ruimte krijgen om zijn zang kleuriger en 'romantischer' te laten overkomen, maar eerlijk gezegd heb ik dat gevoel tegenwoordig bij veel solisten. Die ontwikkeling in het zingen van operarollen hangt waarschijnlijk samen met het feit dat zangers van nu hun carrière vaak minder dan hun voorgangers opbouwen in kleine en middelgrote theaters. Doordat zij te snel op het podium van (te) grote zalen staan (vaak met een groot orkest in een open orkestbak), worden zij van de weeromstuit geneigd meer volume te geven om gehóórd te worden. Zangers van vorige generaties vertrouwden veel meer vertrouwen op de projectie van hun stem, en dat projecteren hadden zij vooral geleerd in kleinere theaters waar zij door de plaatselijke dirigenten en repetitoren zorgvuldig gecoacht waren. Over de titel 'Noble renegades' kan getwist worden, zeker in verband met rollen als Macduff in Macbeth en Riccardo in Un ballo in maschera. Verder wordt de cd gepresenteerd in een aantrekkelijk kartonnen klapalbum met diverse fraaie foto's en uitstekend leesbare teksten, zowel stilistisch als qua lettergrootte. Een pluim verdient het feit dat korte biografieën van de 'kleinere' solisten niet vergeten zijn. index |
|