![]() CD-recensie Sterrollen voor Harteros en Kaufmann
© Paul Korenhof, oktober 2015
|
Op een filmavond over Il trovatore voor de 'operavrienden' draaide ik onlangs twee delen uit deze opera met Anja Harteros en Jonas Kauffmann. Bij die gelegenheid benadrukte ik ook dat juist veel Duitse zangers tot de beste Verdi-vertolkers behoord hebben - ook (of misschien juist) als zij in het Duits zongen - en dat Harteros en Kaufmann die lijn op hoog niveau doortrekken. In de Münchner enscenering van Olivier Py voelde Harteros met haar krachtige, ietwat donker gekleurde midden zich merkbaar thuis in 'D'amor sull'ali rosee', een aria die - meer dan het lyrische 'Tacea la notte'placida' - vooruitloopt op Amelia ( Ballo) en die andere Leonora (Forza), terwijl Kaufmann met zijn inmiddels licht baritonale tenor de scènes van Manrico zo prachtig fraseerde als ik in jaren niet gehoord heb. Twee dagen later belandde deze nieuwe Aida onder Antonio Pappano op mijn bureau en werden mijn eerdere indrukken meer dan bevestigd. In 'Se quel guerrier io fossi' klinkt Kaufmann's As op vinto ('Per te ho vinto!') nog een beetje benauwd, maar daarna ontplooit hij een technisch meesterschap zoals ik dat al heel lang van geen tenor meer gehoord heb. Dat hij in staat was tot fluwelen pianissimo's en ragfijn uitgewerkte diminuendi, wisten we al, maar in het verleden paste hij die effecten wel eens toe ten koste van de frasering, schijnbaar vanwege het effect zelf. Hier staan zij echter volledig in dienst van Verdi's partituur en hij eindigt zijn 'Celeste Aida' niet alleen pianissimo en 'morendo' zoals Verdi dat wil (en wat vrijwel geen enkele tenor doet), en hij verhoogt het effect nog met een uitgesponnen diminuendo waarover zelfs Caballé tevreden zou zijn. Voor mij is de ster van deze uitvoering echtr de Grieks-Duitse sopraan Anja Harteros. Haar mediterrane bloed, haar Duitse achtergrond, de Mozart-ervaringen uit haar beginjaren en haar steeds warmer kleurend middenregister maken haar tot een ideale Verdi-sopraan die de beste vocale elementen van Tebaldi, Milanov, Callas en Leontyne Price in een uitgebalanceerde mix in zich verenigt. Haar lyriek is betoverend en haar dramatische kracht in de climaxen bijna verzengend, terwijl zij in haar tekstbehandeling en frasering finesses en interpretatieve details hoorbaar maakt die doen denken aan haar vertolkingen van grote Strauss-rollen als Arabella en de Marschallin, twee personages die in haar een ideale vertolkster gevonden hebben. Verder horen we in deze opname een indrukwekkende Amneris van Ekaterina Semenchuk die misschien wel jeugdiger maar ook iets minder 'koninklijk' overkomt dan sommige van haar voorgangsters. De stem is prachtig, maar in haar benadering hoor ik toch elementen die soms ietwat veristisch op mij overkomt. Wat goed is voor Santuzza en de prinses van Bouillon is niet altijd goed voor Amneris en ik mis bij haar de grandeur die Harteros in haar lyriek wel weet te bereiken. Ook de Amonasro van Ludovic Tézier voldoet niet helemaal. Tézier is een groot zanger en een groot artiest, maar Amonasro vraagt toch om een donkerder, krachtiger baritonstem dan de sterk lyrisch getinte Tézier opbrengt. De Franse bariton ontplooit echter voldoende persoonlijkheid om als vertolker te overtuigen en dat kan beslist niet gezegd worden van de zwaarovergewaardeerde Erwin Schrott. Zijn Ramfis mist iedereallure, zijn stem is ookniet die van een echte bas en zijn toonvorming mist strakte, karakter en kern. De Farao van Marco Spotti heeft meer uitstraling en het ware misschien beter geweest als zij van rol gewisseld hadden. Dat brengt ons dan bij de man die waarschijnlijk ook voor die bezetting
verantwoordelijk is, de dirigent Antonio Pappano. Hij is een uitstekende
operadirigent die het Italiaanse repertoire in zijn vingers heeft, maar
hier schiet hij te ver door in 'theatraal musiceren'. Het is alsof hij
zijn schitterend spelende Accademia-orkest de hoofdrol wil geven en dat
leidt tot eenzelfde effect als wij kennen van sommige Karajan-opnamen:
bijna onhoorbare pianissimo's en sterk aangezette fortissimo's. Hier zijn
die soms bijna oorverdovend omdat Pappano ook nog extra lijkt uit te pakken
met zijn blazers en slagwerkers. index |
|