CD-recensie
© Paul Korenhof, november 2022 |
Kenmerkend voor deze nieuwe cd is dat we niet het orkest als eerste horen, maar de ruim twintig seconden durende vocalise waarmee in de eenakter Betly de jonge Daniele het toneel betreedt. Hij is dolgelukkig dat de door hem aanbeden Betly eindelijk in een huwelijk heeft toegestemd (althans dat denkt hij) en uit dat in een aria waarin hij alle dorpelingen uitnodigt op het huwelijksfeest. En die vocalise is hier niet alleen het begin van vijf kwartier bel canto op het hoogste niveau door de Mexicaanse tenor Javier Camarena, het is ook het begin van een cd die in andere opzichten uitzonderlijk is. Om te beginnen werpt de cd meer licht op de Donizetti-studie in diens geboorteplaats Bergamo, waar natuurlijk jaarlijks een Donizetii-festival georganiseerd wordt. Wie mocht denken dat het daarbij vooral gaat om het zoveelste zomerfestival om toeristen te trekken, heeft het namelijk grondig mis. Niet alleen worden de minder bekende opera's van de componist daar op hun mogelijkheden onderzocht, maar ook de uitvoeringspraktijk wordt onder een vergrootglas gelegd en in toenemende mate aan historische studies onderworpen. Blijkens de inleiding bij deze cd gaat het streven naar authenticiteit zelfs zo ver, dat daarvoor een speciaal orkest in het leven werd geroepen. Met een knipoog naar een opera van Donizetti's leermeester Mayr kreeg dat de naam Gli Originali en speciale aandacht ging bij de samenstelling uit naar de blazers. Niet alleen omdat die in Donizetti's muziek zo'n belangrijke rol vervullen, maar vooral omdat juist de blaasinstrumenten in de eerste helft van de 19de eeuw - de industriële revolutie - aan grote technische veranderingen onderhevig waren. Afgezien van het feit dat Signor Gaetano Camarena's eerste cd is op Pentatone, is het bij mijn weten ook de eerste waarop een tenor zoveel onbekende aria's van Donizetti achter elkaar zet. Luciano Pavarotti maakte eveneens ooit een Donizetti-cd, maar daarvan behoorde driekwart tot het standaardrepertoire dat hier slechts is vertegenwoordigd met aria's uit L'elisir d'amore en Don Pasquale. De Donizetti-kenner zal daar misschien ook de aria uit Roberto Devereux bij willen rekenen, maar omdat het daarbij in feite gaat om een ruim twaalf minuten durende 'scena' of 'solita forma', plaats ik die hier toch bij het driekwart van deze cd dat niet tot het standaardrepertoire behoort. Belangrijker is echter dat hier gebeurt waar ik meer dan eens voor gepleit heb met betrekking tot de muziek van Bellini. Ook de Italiaanse opera 'na Rossini' verdient uitvoeringen die muzikaal en stilistisch 'authentiek' zijn, en geen dirigenten en orkesten die bijvoorbeeld Norma benaderen alsof het Strauss' Elektra is. Riccardo Frizza, muzikaal leider van het Donizetti Festival, en het schitterend spelende Gli Originali laten horen hoe het ook kan en tillen Donizetti's muziek in feite naar een hoger niveau dan we gewend zijn en van deze muziek ook verwachten. Van het orkest horen we een spel zo verfijnd en doorzichtig als past bij muziek die in feite aansluit bij die van Mozart, Cimarosa, Paisiello en Rossini. Mede dankzij de opname van Pentatone is de klank een juweeltje van balans en doorzichtigheid, terwijl de expressiviteit en de frasering aansluiten bij het romantische muziektheater van Bellini en de jonge Verdi, dat meer gericht is op tekst en expressie dan op virtuositeit. Met daarbij de vocale bijdragen perfect in 'theatrale' balans met het orkest is het resultaat vijf kwartier lang puur genot. Maar het is ook duidelijk een klankwereld die hoort bij de theaters waarvoor Donizetti zijn muziek schreef, en waarin intimiteit en contact met het toneel voorop stonden. Uiteindelijk draait alles echter om de zang van Camarena die ik enkele jaren geleden na een voorstelling van I puritani in Parijs al omschreef als een moderne equivalent van Giovan Battista Rubini (1794-1854), de favoriete tenor van zowel Bellini als Donizetti. Zijn fenomenale vocalistiek en zijn affiniteit met de stijl van Bellini deden mij toen op de punt van mijn stoel belanden, maar hier geeft hij blijk van een zo mogelijk nog groter binding met de muziek van Donizetti. Zijn zang laat zich overigens niet vergelijken met die van Pavarotti - al zeg ik meteen heel eerlijk dat ik op sommige momenten toch wel aan hem terugdacht, en ook aan Tito Schipa, Carlo Bergonzi en Alfredo Kraus. Misschien wel Donizetti's grootste vondst is Nemorino's 'Una furtiva lagrima' uit L'elisir d'amore, een aria die schijnbare eenvoud, zowel in de vocale lijn als in de geniale instrumentatie, verbindt met een maximum aan romantische expressie. Camarena's vertolking is om door een ringetje te halen en van de eerste tot de laatste maat zien we de naïeve boerenjongen voor ons, maar juist de combinatie van eenvoud met romantiek komt - althans naar mijn smaak - nog net iets meer naar voren in de vertolkingen van zijn voorgangers. Die indruk Dat hangt natuurlijk vooral samen het uitzonderlijk slanke en kernachtige timbre van de Mexicaanse tenor, maar ook elders dringt de vergelijking zich op, en dan vooral met Alfredo Kraus, eveneens een belcanto-specialist, maar met een net iets breder timbre. Aan hem moest ik vooral ook terugdenken bij de aria van Ernesto uit Don Pasquale. Ook daar hoorde ik in het timbre van de Spaanse tenor namelijk net iets meer van het fluweel waar Donizetti's sentiment om lijkt te vragen. Maar wellicht is dit ook gewoon een kwestie van smaak. Of het nu gaat om de romantiek van Nemorino en Ernesto, de extreme emoties van Fernando in Marino Faliero of de staalkaart aan stemmingen die daar tussenin ligt, opvallend is in ieder geval hoe sterk Donizetti in zijn schoenen stond als het erom ging in een soloscène een karakter te karakteriseren. Opvallend is bovendien dat hij, evenals Bellini en later Verdi, zich duidelijk tracht te bevrijden van traditionele vormschema's. Nu eens gebeurt dat in een enkele aria, dan weer in een complete scène van tien tot vijftien minuten, en in het fragment uit Maria de Rudenz horen we zelfs hoe hij in een driedelig aria het middendeel uitwerkt tot een duet - met overigens een mooie bijdrage van de sopraan Alessia Pintossi. Diverse aria's op deze cd zijn door Donizetti speciaal geschreven voor de legendarische Rubini, een ongeëvenaarde stemvirtuoos met een stratosferische hoogte. Infeite zou ik daarom ook alle fragmenten afzonderlijk moeten beschrijven om aan te geven hoe Camarena deze veeleisende muziek tot klinken brengt. Met zijn schijnbaar moeiteloze hoogte kan hij op dat punt alle problemen de baas, in zijn adembenemende roulades worden de nootjes perfect aaneengeregen zonder over elkaar heen te tuimelen, zijn legato bezit een kwaliteit waarvan veel van zijn huidige collega's iets kunnen leren, en voor zaken als morendo, mezza voce, messa di voce of sforzando geldt hetzelfde. En als Camarena na een lang uitgesponnen diminuendo moeiteloos overgaat in een volgende frase, lijkt hij zich zelfs de ademtechniek van een Farinelli meester te hebben gemaakt. Maar uiteindelijk is opera toch 'muziekdrama' en is bel canto is niet louter een vertoon van virtuositeit, en dat klinkt hier door in een tekstweergave die meer is dan alleen maar een hoeveelheid perfect verstaanbare woorden. De goede toehoorder die ook begrijpt wat die woorden betekenen (of ze meeleest in het cd-boekje), wordt behalve door de zang ook keer op keer meegesleept door een vertolking waarin kleuring en frasering ieder woord meer diepte lijken te geven. Was Alfredo Kraus op dit punt al een grootmeester, Camarena doet niet voor hem onder, terwijl zijn zang ondertussen ook nog overkomt als een aaneenschakeling van puur zangplezier. Kortom: een absolute must voor de liefhebber van 19de-eeuws bel canto en een cd waarop werkelijk niets aan te merken valt (of het zou dat vastgeplakte cd-boekje moeten zijn). index |
|