CD-recensie

De eerste verist?

 

© Paul Korenhof, oktober 2021

Samaras: Mademoiselle de Belle-Isle

Angelo Simos (Chevalier d'Aubigny), Tassis Christoyannis (Duc de Richelieu), Marina Krilovici (Marquise de Prie), Martha Arapi (Mademoiselle Gabrielle de Belle-Isle), Pantelis Kontos (Chevalier d'Auvray), Pavlos Maropoulos(Duc d'Aumont)
Kaval Choir, Sofia
Pazardzhik Symphony Orchestra
Dirigent: Byron Fidetzis
Naxos 8.660508-09 (2 cd's)
Opname: Pazardzhik (Bulgarije), 16-22 juni 1995

   

Een cd-première met een onbekende opera van een onbekende componist die 26 jaar geleden werd opgenomen met een onbekend orkest, een onbekende dirigent en een ensemble van op twee na onbekende solisten. Maar hoewel het niet allemaal niet ideaal is, blijkt het wel een enorme verrassing, waarbij ik enkele minpuntjes op de kop toe neem. Zijn veel werken terecht vergeten (soms met de componisten), in dit geval gaat het om een ware ontdekking: een Frans-Italiaanse 'veristische' opera die werken als Zaza van Leoncavallo e, La cena delle beffe van Giordano en La Navrraise van Massenet in de schaduw stelt.

De Griekse componist Spyridon Samaras (1861-1917) kende ik overigens niet alleen van de Olympische Hymne. Ik hoorde ook ooit twee opera's op het Griekse label Lyra, La Martire en La Biondinetta (Histoire d'amour), beide eveneens gedirigeerd door Byron Fidetzis, een onvermoeibaar pleitbezorger voor Samaras' muziek. Ik had die opnamen echter totaal vergeten, maar door deze uitgave ging er een belletje rinkelen. Tot mijn schande moet ik bekennen dat twee van Samaras' opera's dus al een kwart eeuw in mijn kast staan en dat ik er volledig aan ben voorbijgegaan.

Om Samaras in een paar woorden neer te zetten: een Griekse componist die in 1861 op Korfu werd geboren en die in Athene onder invloed kwam van zijn Italiaanse mentor Enrico Stancabianco. Hij zette zijn studie voort in Parijs bij o.m. Delibes en ontwikkelde zich tot een componist die in zijn opera's het 'théâtre lyrique' van Massenet combineerde met Italiaanse invloeden die we nu als 'vroeg veristisch' beschouwen. Opmerkelijk is daarbij dat zijn eerste opera's in Italië in première gingen, wat mede te danken zal zijn aan Stancabianco die ook optrad als co-auteur van het nooit uitgevoerde jeugdwerk Olas.

Algemeen wordt Mascagni beschouwd als de grondlegger van het verisme, maar misschien moeten we die eer aan Samaras laten. Zijn eerste 'veristische opera', Flora mirabili, ging al in 1886 in Milaan in première, vier jaar vóór Cavalleria rusticana. En dat niet alleen: diverse opera's van Samaras werden bij het Italiaanse publiek zo populair, dat Mascagni er duidelijk concurrentie van ondervond. Le Martyre, op een libretto van Luigi Illica, stond zelfs in 1896-1897 op het repertoire van het Théâtre Français in Den Haag. Een goed oordeel is echter onmogelijk geworden omdat veel van Samaras' muziek verloren is gegaan bij een brand in de archieven van de uitgever Sonzogno.

Samaras' verblijf in Parijs werkte sterk door en deze Mademoiselle de Belle-Isle (première: Genua, 9 november 1905) brengt mij ertoe zijn werken te plaatsen op de lijn tussen Massenet en Puccini. De muzikale sfeer en de melodische dialogen doen denken aan de muziek van Esclarmonde, Manon en Thaïs , maar in de orkestbehandeling, de sterke muzikale impulsen en de opbouw van aria's en andere vocaal belangrijke scènes klinken Giordano ( Andrea Chénier, Fedora) en Puccini door, in het bijzonder diens La Bohème.

Ondanks de première in Genua (Samaras bracht ook het grootste deel van zijn werkzame leven ook in Italië door) is Mademoiselle de Belle-Isle meer een Frans dan een Italiaans muziekdrama. Aan de basis ligt het gelijknamige toneelstuk van Alexandre Dumas père, dat tot libretto werd bewerkt door niemand minder dan Paul Milliet, aan wie wij de tekstboeken danken van onder meer Hérodiade en Werther .

Het verhaal, dat zich afspeelt in de periode vlak vóór en vlak na de Franse Revolutie, doet zijdelings denken aan zowel Così fan tutte als Liaisons dangereuses . In een dolle bui daagt de Duc de Richelieu zijn vrienden uit tot de weddenschap dat hij de eerste de beste vrouw die hij ziet, zal weten te verleiden. Op dat moment komt Gabrielle de Belle-Isle binnen en haar verloofde, de Chevalier d'Aubigy, overtuigd van haar trouw, neemt de weddenschap aan.

Door de standvastigheid van Gabrielle, daarin gesteund door de Marquise de Prie die nog een appeltje met Richelieu te schillen heeft, vangt de laatste bot, maar een misverstanden wekken bij d'Aubigny de indruk van het tegendeel. In de originele versie leidt dit tot een duel waarna d'Aubigny sterft in de armen van Gabrielle, maar voor Frankrijk schreef Samaras een kortere finale die overeenkomt met het stuk van Dumas. Hierin erkent Richelieu zijn nederlaag en sluiten de beide gelieven elkaar liefdevol in de armen.

Op dit gegeven schreef Samaras een melodische, warm geïnstrumenteerde partituur waarin de personages effectief gekarakteriseerd worden. De vocale partijen bieden de solisten alle ruimte voor een fraaie, dramatisch effectieve invulling en de titelrol doet betreuren dat het werk niet veel eerder onder de aandacht kwam. Het zou een kolfje zijn geweest naar de hand van zangeressen als Claudia Muzio, Victoria de los Angeles, Magda Olivero of Mirella Freni.

De beide mannelijke protagonisten werden niet minder dankbaar getekend en een hoogtepunt naast de soloscène van Gabrielle in het eerste bedrijf is een aria voor Richelieu in III die het niveau heeft van de aria's in Giordano's Andrea Chénier. Daarnaast was het een uitstekend idee om beide finales vast te leggen. De uitvoering zelf eindigt met de 'Italiaanse', maar wie op cd 2 tijdig overspringt naar de laatste track, hoort de versie die Samaras bestemde voor het Franse publiek.

In de verder volledig Griekse cast treffen we de Roemeense Marina Krilovici als een markante markiezin De Prie. Niet al haar noten klinken even fraai, maar zij is wel een zangeres met karakter die hier een belangrijke rol speelt in het spel om Richelieu een hak te zetten. In die laatste rol horen we de steeds weer verrassende bariton Tassis Christoyannis, die we inmiddels in opnamen van BruZane hebben leren kennen als een zanger met een duidelijke aanleg voor het Franse repertoire. Zijn lichtzinnige Don Juan is na het werk zelf misschien wel het grote pluspunt van deze uitgave.

Dat laatste doet overigens niets af van de titelrol van de sopraan Martha Arapis, jonger en helderder van klank dan Krilovici en ook door haar vertolking, charmant en intens tegelijk, helemaal op haar plaats als de in haar onschuld bedrfeigde Mademoiselle. Als haar verloofde haalt de tenor Angelo Simos dat niveau niet helemaal, maar hij heeft wel de juiste klank en voordracht voor het Franse repertoire. Vocaal en stilistisch zijn de overige solisten eveneens op niveau en het enige echte minpuntje is dat de Franse dictie hier en daar iets te wensen overlaat.

Grote dank verdient dirigent Byron Fidetzis, niet alleen voor zijn ijver om de muziek van Samaras aan de vergetelheid te ontrukken, maar zeker ook voor de bezielde uitvoering die nu eindelijk voor een groot publiek beschikbaar is. Onder zijn leiding komt het Bulgaarse orkest tot een respectabele uitvoering en alleen de bijdragen van het koor zijn soms onder de maat. Daarom een waarschuwing: het openingskoor is niet representant voor de bijna twee uur muziek die erop volgen.

De 'door omstandigheden' nu pas uitgebrachte opname klinkt vol en helder, maar niet overmatig briljant. Minder prettig is de piepkleine letter in het cd-boekje met twee toelichtingen die bol staan van de informatie. Een derde, bijzonder uitgebreide toelichting en het complete libretto (Frans-Grieks-Duits-Engels) kunnen worden gedownload van de Naxos-site.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links