![]() CD-recensie Een zilveren roos met doorntjes
© Paul Korenhof, juni 2011
|
||
R. Strauss: Der Rosenkavalier Montserrat Caballé (Marschallin), Otto Edelmann (Baron Ochs), Teresa Zylis-Gara (Octavian), Edith Mathis (Sophie), John Modenos (Faninal), David Hughes (Valzacchi), Anna Reynolds (Annina), Angela Jenkins (Marianne Leitmetzerin), John Andrew (Ein Sänger) e.a., The Glyndebourne Chorus, London Philharmonic Orchestra o.l.v. John Pritchard Glyndebourne GFOCD 010-65 (3 cd's) Opname (mono): Glyndebourne, 30 mei 1965 Vooroordelen tegen zangers zeggen soms meer over de spreker dan over de solisten in kwestie. Zo werd ik in Het Muziektheater in de pauze van een matig gezongen belcanto-opera in een ridicule enscenering eens aangesproken door een echte 'operakenner' die mij vertelde, dat dit toch echt de enige manier was om dit soort opera's nog aanvaardbaar te maken. Ter ondersteuning van die mening refereerde hij aan een fragment uit Lucia di Lammermoor met Joan Sutherland in de titelrol, dat hij kort daarvoor op de televisie had gezien. Zijn commentaar: 'Een zangeres met zo'n klus, dat kan toch helemaal niet! Belachelijk!' Ander vooroordeel: Montserrat Caballé in muziek van Richard Strauss. Onvoorstelbaar! En dat zij het zelfs ooit gewaagd heeft Salome te zingen, is natuurlijk het toppunt van ridiculiteit... Vraag of ze haar opname van die opera wel eens gehoord hebben en het antwoord is 'Natuurlijk niet! Zoiets kan toch helemaal niet!' En dat terwijl mensen met oren aan hun hoofd weten dat dit, waar het de titelrol betreft, een van de mooiste gezongen opname is die ooit van dit werk gemaakt werden. Misschien niet helemaal idiomatisch, maar zo sterk gekarakteriseerd, romig van stem en vloeiend van frasering, dat je je bijna niet kunt voorstellen dat de zangeres in kwestie een belcantospecialiste is - of juist wel... Vanuit dat perspectief is het niet vreemd dat de Spaanse sopraan bij het Glyndebourne Festival 1965 geëngageerd was als Marschallin in Der Rosenkavalier. De voorstellingen werden weliswaar gegeven ná haar spectaculaire Donizetti-succes in New York, maar dat was op dat moment pas een paar maanden oud en de contracten waren dus al getekend toen een vrijwel onbekende Caballé nog aan haar 'Duits-Italiaanse' carrière werkte. Na de première bleek overigens niet iedere recensent enthousiast over deze 'Spaanse Marschallin'. Mogelijk had men 'meer' verwacht van een zangeres die kort daarvoor de New Yorkse muziekwereld in vuur en vlam had gezet, mogelijk speelde daarbij ook mee dat 'mediterrane' zangers door sommigen bij voorbaat ongeschikt worden geacht voor het 'Duitse' repertoire (Domingo kan daarover een boekje opendoen). Nu na bijna een halve eeuw de geluidsbanden op de cd zijn gezet, kunnen we alleen maar hetzelfde constateren als bij de RCA-opname van Salome: een warmer en met opulentere stemmiddelen gezongen Strauss-vertolking is moeilijk te vinden, al komt Renée Fleming dicht in de buurt. Vocaal bevinden beide zangeressen zich in dezelfde klasse met als ander punt van overeenkomst, dat beiden eveneens grote faam verwierven in het Italiaanse bel canto. In de meer op de tekst gerichte benadering Fleming horen we echter meer doorklinken van Strauss' liedkunst, terwijl Caballé zich toch op de eerste plaats een warmbloedige operazangeres toont. Kan de keuze van een relatief onbekende Spaanse voor de Marschallin nog als een experiment worden beschouwd, bij de bezetting van de mannelijke hoofdrol probeerde Glyndebourne bij deze reprise op safe te spelen met Oskar Czerwenka, die zich echter op het laatste moment ziek meldde. Hij kon gelukkig worden vervangen door Otto Edelmann, op dat moment de onbetwiste specialist voor baron Ochs en een zanger die daarbij de ideale stem combineerde met een perfect Weens dialect en een bijna spreekwoordelijke bonhommie. Voor Octavian was de keuze gevallen op de sopraan Teresa Zylis-Gara, waarmee het festival zich schaarde in de sopraantraditie van toenmalige Strauss-experts als Karl Böhm en Rudolf Kempe. De combinatie met het timbre van Caballé werkt uitstekend, ook zonder het visuele aspect, maar wel klinkt de Poolse sopraan hier iets matter dan ik van haar gewend ben, bijvoorbeeld van haar Komponist in de opname van Ariadne auf Naxos die zij enkele jaren later met Kempe zou maken of van de Donna Elvira in Don Giovanni die ik haar niet lang na deze Rosenkavalier in Parijs hoorde zingen onder Bruno Maderna. De mono-opname is afkomstig uit het archief van Glyndebourne, opgezet als een initiatief van festivalmedewerker John Barnes, en staat niet helemaal op het niveau van bijvoorbeeld een BBC-opname uit die periode. Voor de weergave van de stemmen is de ietwat vlakke klank niet zo'n probleem, maar iets meer sprankeling in het orkest zou wel prettig zijn geweest. Dat is vooral jammer omdat dirigent John Pritchard hier een van de bezielde Strauss-vertolkingen geeft waarop hij het patent had. De uitgave is verder uitmuntend verzorgd en ziet eruit als een stevig boekwerkje (wat het ook is), maar ik ben niet helemaal weg van de manier waarop de cd's in dunne hoesjes in de kaft daarvan werden gestopt. Het blijft een beetje wurmen en het ziet er slordig uit, met cd's die aan de onderkant en hoesjes die aan de bovenkant uitsteken. index |
||