CD-recensie
© Paul Korenhof, juli 2023 |
Het blijft merkwaardig dat de succesrijkste en populairste Italiaanse opera van na de Tweede Wereldoorlog het buiten Italië nooit echt gedaan heeft. Het is een bijzonder amusant werk, heel toegankelijk ook (hoewel dat in relatie tot 'moderne' muziek kennelijk nog steeds een vies woord is) en evenals de filmpartituren van Nino Rota, waaronder La strada, 8 1/2, Il Gattopardo en The Godfather, is Il capello di paglia di Firenze (Het Florentijnse strohoedje) heel melodisch, tonaal en zonder enig jank-piep-knor-gedoe. Kortom: het soort opera waarnaar een groot aantal mensen een hele avond voor zijn plezier kan luisteren. Scenisch is het bovendien een flitsend verhaaltje in vier kleurrijke bedrijven van nauwelijks een half uur die de komedie Un chapeau de paille d'Italie (1853) van Eugène Labiche vrijwel op de voet volgen. En toch geniet het werk buiten Italië nauwelijks enige bekendheid. Waarom? Al in 1945 voltooide de toen 34 jaar oude Rota zijn derde opera op een libretto dat hij samen met zijn moeder had vervaardigd, maar dat het toen niet tot de instrumentatie en een eerste uitvoering kwam, is niet verwonderlijk. Kennelijk hechtte de componist, die als wonderkind al op zijn dertiende zijn eerste opera voltooid had, ook niet zoveel waarde aan een komedie die hij min of meer als escapisme tijdens de laatste oorlogsjaren geschreven had. De contacten die hij vóór de oorlog in Amerika had opgedaan en de voorspraak van enerzijds dirigenten als Arturo Toscanini en Fritz Reiner en anderzijds een filmer als Federico Fellini leidden al snel na de oorlog tot een lucratievere carrière als dirigent en componist van filmmuziek. De ommekeer voor het 'strohoedje' kwam in 1955, toen Giuseppe Cuccia, aan wie Rota in 1945 zijn partituur had voorgespeeld, als intendant van het Teatro Massimo in Palermo het werk op het repertoire zette en de componist min of meer dwong tot de instrumentatie. De première op 21 april 1955 leidde tot voorstellingen in meerdere Italiaanse theaters en het succes culmineerde op 29 mei 1958 in een door Giorgio Strehler geregisseerde productie in de Piccola Scala die daar twee seizoenen lang op het repertoire bleef. Ondanks alle successen in Italië en een enthousiast onthaalde opname op RCA in 1975 drong Il capello di paglia di Firenze echter nooit door tot het internationale repertoire. Daarvoor zijn waarschijnlijk drie belangrijke redenen aan te voeren. De eerste is het simpele feit dat Rota met Erich Korngold, Miklós Rózsa, Bernard Hermann en Ennio Morricone behoort tot de grote filmcomponisten van de 20ste eeuw, en om de een of andere reden genoten die lange tijd de faam dat hun muziek artistiek niet serieus genomen kon worden. De enige reden waarom Korngold daaraan een beetje kon ontsnappen, was het feit dat een opera al vóór zijn vertrek naar Hollywood Die tote Stadt grote faam had verworven. Een tweede reden is de omstandigheid dat Il capello di paglia aandacht begon te trekken in een tijd waarin theaters steeds meer overgingen tot het uitvoeren van opera's in de oorspronkelijke taal. Dat daaraan de nodige nadelen kleven, heb ik al vaker betoogd, maar voor Rota's komedie werkte het desastreus. Evenals het overgrote deel van de humor ligt in deze opera de hele handeling met een dozijn belangrijke rollen en een overvloed aan complicaties namelijk in de tekst en verreweg het grootste deel daarvan gaat voorbij aan een publiek dat geen Italiaanse verstaat. Door de hoeveelheid en het tempo van de dialogen biedt de moderne boventiteling op dit punt weinig soelaas, terwijl van aria's en duetten nauwelijks sprake is. De enige echte soloscènes (van de hoofdpersoon Fadinard in het eerste en tweede bedrijf en van de jaloerse Beaupertuis in het derde) bevatten een grote hoeveelheid 'dramatische' tekst maar weinig muziek die melodisch beklijft. Toch is de plot vrij simpel. Als de jonge Fadinard op de dag van zijn bruiloft nog even een ritje door het Bois de Boulogne maakt, verorbert zijn paard een strooien hoedje dat toebehoort aan een getrouwde dame die met haar minnaar 'aan het wandelen' is. Weer thuis wordt Fadinard ter verantwoording geroepen door de dame in kwestie die hem met haar minnaar achterna is gekomen, omdat zij problemen voorziet met haar echtgenoot als zij zonder dat hoedje thuis komt. Tegelijk wordt hij geconfronteerd met zijn eigen bruid, de bruiloftsgasten en vooral zijn onbehouwen toekomstige schoonvader. Er zit voor hem maar één ding op: met bruid, schoonvader en bruiloftsgasten op sleeptouw heel Parijs doorkruisen op zoek naar eenzelfde strooien hoedje als zijn paard verorberd heeft. En dat levert geheel in de stijl van Labiche behalve de nodige komische situaties ook diverse satirische momenten op. Dat dit pas de tweede officiële opname is van Rota's opera, is niet zo verwonderlijk, maar wel dat het gaat om live-opname die niet uit Italië afkomstig is, maar uit Graz. Weliswaar is Oostenrijk sterk Italiaans gericht, zowel cultureel als culinair, maar het blijft een opmerkelijk feit. Een tweede punt is de bezetting met merendeels jonge maar niet-Italiaanse solisten, maar dat het resultaat een sprankelende en idiomatische uitvoering is geworden met voortreffelijk ensemblespel, moet ongetwijfeld op rekening worden geschoven van de enige Italiaan in het geheel, de dirigent Daniele Squeo. Het solistenteam wordt aangevoerd door Piotr Buszewski, een slank getimbreerde lyrische tenor die uitstekend op zijn plaats is als de op zijn trouwdag van verschillende kanten belaagde Fadinard. De sopraan Tatiana Miyus is zijn charmante bruid, de mezzosopraan Anna Brull lijkt in haar element als de cultuurminnende barones de Champigny en de iets donkerder mezzosopraan Antonia Cosmina Stancu maakt een leuk karakterrolletje van de overspelige Anaide. Haar jaloerse maar makkelijk te bedotten echtgenoot Beaupertuis krijgt van de bariton Ivan Orešcanin het volle pond, maar de recalcitrante schoonvader Nonancourt had iets meer buffo-allure mogen hebben dan de bas Daeho Kim hem meegeeft. Koor en orkest van de Oper Graz dragen de uitvoering welluidend, gedisciplineerd en met gevoel voor humor en de live-opname verhoogt de sfeer van het geheel. Het lijvige cd-boekje, met de cd's verpakt in een met smaak uitgevoerde schuifcassette, bevat een voortreffelijke toelichting en over twee pagina's afgedrukt, uitstekend leesbaar libretto in Italiaans, Engels en Duits. Het lijkt een terechte aansporing om tijdens het beluisteren de tekst mee te lezen. index |
|