CD-recensie
© Paul Korenhof, november 2020 |
Onvoorstelbaar, maar met deze opname dichten Naxos en het Rossini Festival in Bad Wildbad een van de grootste lacunes in de catalogus. Zowel de Napolitaanse 'azione tragica sacra' Mosè in Egitto uit 1818 als de hybride Italiaanse versie van de bewerking die Rossini in 1827 voor Parijs maakte, meestal aangeduid als Mosè, kenden we reeds in het lp-tijdperk, terwijl het Rossini Festival ons ook al een cd-versie bezorgde van Mosè in Egitto. Een representatieve versie van de Franse opera die in 1827 in Parijs in première ging, en die danig van de Napolitaanse verschilde, ontbrak echter nog steeds. Gelukkig weten verzamelaars wel beter. Die kenden het werk al in een (sterk gecoupeerde) lp-versie van VOCE met een uitvoering uit 1974 van de Franse radio (met Joseph Rouleau en Robert Massard), van een iets minder bekorte opname onder Riccardo Muti uit de Scala (2003) en van een complete opname uit Wenen onder Wolfgang Sawallisch (1992). (Op cd is ook nog een opname uit Bologna verschenen onder leiding van Vladimir Jurowski, maar die heb ik tot op heden nog niet gehoord.) Hoewel aan de Weense uitvoering niet één Franstalige solist meewerkte (evenmin als aan de uitvoering in Bad Wildbad) is dat toch de versie die ik blijf prefereren, vanwege de fraaie ronde klank, maar vooral vanwege de dirigent. Sawallisch had een grote voorliefde voor deze opera die hij herhaaldelijk dirigeerde, meestal concertant, en die onder zijn handen iedere keer uitgroeide tot een meesterwerk. Helaas heeft hij het werk nooit commercieel opgenomen, maar gelukkig kennen we van hem tenminste drie live-opnamen en in verschillende versies. Ook de versie uit Bad Wildbad biedt de complete Franse versie, zelfs completer dan compleet. Het klavieruittreksel uit 1827, dat al vóór de première vervaardigd was, bevat namelijk een slotkoor dat Rossini buiten de gedrukte partituur heeft gehouden, en dat mogelijk in 1827 ook niet is uitgevoerd. Die slotscène werd ook in Bad Wildbad niet uitgevoerd, maar wel apart opgenomen en door Naxos aan het slot van de derde cd ingelast. Een vocaal idiomatische uitvoering is het niet, daarvoor ontbreekt bij dit zeer internationale team zowel de Franse klank als de stijl van het vroeg 19de-eeuwse bel canto. Dat neemt overigens niet weg dat met name de Kongolese tenor Patrick Kabongo (Élíézer) beslist verdient om gehoord te worden. Niet alleen heeft hij kennelijk een Belgisch-Kongolese achtergrond die hem met het Frans vertrouwd heeft gemaakt, maar ook doet zijn virtuoze vocalistiek met een fraaie, trefzekere hoogte vermoeden dat hij hard op weg is zich bij de top van de huidige Rossini-tenoren te voegen. De overige solisten klinken adequaat met voorop als Moïse de Russische bas Alexey Birkus, een betrouwbare zanger maar geen vertolker met veel charisma. Opmerkelijk is eveneens de veelbelovende Amerikaanse tenor Randall Bills als een hartstochtelijke Aménophis. Kleine tegenvallers zijn de wat houterige Pharaon van de Italiaanse bas Luca Dall'Amico (een smeuïge Franse bariton zou hier beter op zijn plaats zijn) en de rechttoe rechtaan zingende Anaï van zijn landgenote, de sopraan Elisa Balbo. Dat de uitvoering als geheel redelijk overtuigt, is vooral te danken aan Fabrizio Maria Carminati, een kennelijk ervaren Italiaanse dirigent (ik kende hem nog niet), die muzikaal de vinger aan de pols houdt en de zaken goed in de hand heeft. Het niet bepaald van italianità vervulde Górecki Kamerkoor is hier weer minder op zijn plaats en voor de Virtuosi Brunensis, die eerder in kleinere opera's tot leuke prestaties kwamen, is dit volwassenen theaterwerk van Rossini misschien toch een beetje te veel gevraagd. De opname wordt gekenmerkt door de wat dunne, bijna overmatig heldere klank die we kennen van menige digitale uitgave. Het blijft natuurlijk een kwestie van smaak, maar zelf zou ik meer breedte in het midden en het laag prettiger hebben gevonden, zeker bij het orkest (maar misschien ligt dat niet helemaal aan de opname). Daarnaast is de balans wat onevenwichtig en soms een beetje benauwd, alsof het orkest in de lengte is opgesteld met het koper ergens achteraan en een technicus die het af en toe opeens naar voren probeert te halen. Het cd-boekje van Naxos biedt de bekende volgepropte pagina's met kleine lettertjes en minuscule fotootjes. We raken eraan gewend, maar wel vraag ik mij af waarom zes pagina's (drie voor de Engelse en drie voor de Duitse versie) worden besteed aan een artikel dat weinig met de opera te maken heeft, terwijl voor een zinnige bijdrage over de uitgevoerde versie nauwelijks een kolom werd uitgetrokken. Ander schoonheidsfoutje: het in het cd-boekje beloofde libretto is op de site van Naxos (nog steeds) niet te vinden. index |
|