CD-recensie

 

© Paul Korenhof, juni 2024

Rossini: L'Italiana in Algeri

David Ostrek (Mustafà), Polly Ott (Elvira), Laura Murphy (Zulma), Adam Kutny (Haly), Milos Bulajic (Lindoro), Hannah Ludwig (Isabella), Manuel Walser (Taddeo)
Neuer Männerchor Berlin
Eroica Berlin
Dirigent: Jakob Lehmann
Pan Classics PC 10455 (2 cd's)
Opname: Berlijn, okt. 2022
www.eroicaberlin.de

 

Meteen al bij de eerste maten zat ik rechtop. Een live-opname (uit het Delphi Theater in Berlijn), een klein label, jonge solisten, een dirigent die niet bekend staat als Rossini-specialist - het deed denken aan de opnamen uit het Rossini Festival in Bad Wildbad: leuk, sympathiek maar niet iets om grote verwachtingen van te hebben. Dat viel anders uit en werd zelfs een grote verrassing! Niet alleen door de sprankelende vertolkingen, maar vooral vanwege de manier waarop dirigent Jakob Lehmann en het ensemble Eroica Berlin met de partituur zijn omgegaan. Al snel bleek ook dat termen als historiserende of authentieke benadering hier slechts bij benadering aangeven hoe zij te werk gingen.

Uit de gedetailleerde toelichting bleek al snel dat de voorstellingen waren gebaseerd op een intensief bronnenonderzoek dat niet alleen van invloed was op beslissingen ten aanzien van het instrumentarium en de instrumentatie, maar ook - zelfs aan de hand van oude prenten - op bijvoorbeeld de groepering van de instrumenten. Verder werd gestreefd naar authenticiteit ten aanzien van de samenstelling en speelstijl van het uitgebreide continuo dat de recitatieven begeleidt, de stilistiek van zowel de instrumentalisten als de solisten en talloze bijkomende details.

Lehmann gaat hier in zijn toelichting uitvoerig op in en brengt daarbij zoveel zaken ter sprake dat ik de belangrijkste hieronder maar puntsgewijs laat volgen:
- Eroica Berlin (geen echt 'authentiek' ensemble) combineert hier modern hout met natuurhoorns en -trompetten;
- het slagwerk is een 'banda turca' met onder meer een mezzaluna ('Turkse schellen');
- de strijkers gebruiken een historisch gedocumenteerde mengeling van stokken ('van barok tot Tourte') en maken weloverwogen gebruik van portamento, battuto, punto d'arco et cetera (enkele lichte, snel opvolgende 'bijgeluiden tijdens onder meer de ouverture zijn dan ook geen teken van beginnende 'cd-rot' maar bescheiden battuti!);
- historisch gedocumenteerd zijn eveneens diverse versieringen in instrumentale soli, onder meer aan het begin van de ouverture (hobo-solo) en in de introductie tot Isabella's 'Per lui che adoro', hier in de originele versie met een cello in plaats van de gebruikelijke fluit;
- spreiding van de strijkers over de hele breedte van de orkestbak met de eerste violen in een lange rij met de rug naar het publiek en de tweede violen in een rij daartegenover;
- centraal in de bak het traditionele trio van fortepiano, eerste cello en eerste contrabas die als continuo een groter aandeel hebben in de begeleiding van de secco-recitatieven dan tegenwoordig gebruikelijk is, terwijl de twee overige contrabassen aan de uiteinden van de bak zijn geplaatst met blazers en slagwerk in een halve cirkel achter de strijkers; altviolen en celli zijn beperkt tot twee per sectie;
- de contrabassen zijn hier authentieke, sterker resonerende instrumenten met slechts drie snaren;
- in de originele partituur staat het slagwerk alleen vermeld bij de ouverture en het kwintet in het tweede bedrijf, maar uit diverse kopieën blijkt dat in de praktijk het slagwerk een groter aandeel had en die laatste optie is ook hier gekozen;
- in de zangpartijen wordt een vrij gebruik gemaakt van versieringen, cadensen en appoggiatura's, maar wordt afgezien van de latere traditie van ingelaste hoge noten aan het slot van aria's of ensembles.

De precieze invloed van deze elementen afzonderlijk is moeilijk te bepalen, maar vanaf de eerste maten van de ouverture, waarin na een kort gehouden akkoord van de strijkers een speelse hobo zich laat horen, is resultaat een heerlijk muzikaal feestje. Verrassend is daarbij de klankkleur die reminiscenties oproept aan de ouverture tot Mozart's Entführung (de 'banda turca'!), maar ook daarna klinkt de opera over de gehele linie frisser, helderder, scherper gearticuleerd en vooral veel sprankelender dan ik ooit gehoord heb. Het resulteert in een wervelend geheel fet fraai gedoseerde rustpunten (Lindoro's subtiel gevarieerde 'Languir per una bella' heeft hier een opmerkelijk dramatisch effect!) en een humor die helemaal uit de muziek komt, zonder opgelegd 'humoristische' effect.

Opvallend is trouwens dat in deze 'nummeropera' dankzij de constante, kleurrijke maar nooit overdreven levendige recitatieven de suggestie van losse nummers gering is. Het is alsof aria's en ensembles zijn opgenomen in een doorgaande muziekstroom die de indruk wekt van een weliswaar niet doorgecomponeerd, maar wel homogeen en gesloten muziekdrama. En na de door Lehmann en Eroica Berlin opgeroepen klankwereld was dat voor mij de tweede verrassing. Het steeds op de juiste momenten doorbrekende applaus droeg daardoor zelfs bij aan de levendige sfeer van deze uitvoering.

Centraal staat natuurlijk de rol van Isabella, een rol waarin een zangeres als Marilyn Horne vocaal en als vertolkster ooit uniek was. In vergelijking met wat we hier horen, klinkt haar vertolking echter toch een beetje als 'een rol spelen', 'komisch doen', terwijl de Isabella van de vocaal minder imposante Hannah Ludwig, meer in de lijn van Berganza en Valentini Terrani, natuurlijker overkomt. Niet alleen ligt de humor er minder sterk bovenop, maar zij straalt ook een meisjesachtige spontaneïteit uit.

Iets dergelijks geldt - mutatis mutandis - ook voor de Mustafà van de jeugdig klinkende, nergens chargerende basbariton David Ostrek. Van de opgeblazen, op Italiaanse schonen beluste potentaat maakt hij tot op zekere hoogte een geloofwaardig personage dat ondanks zijn oogkleppen redelijk sympathiek overkomt. (Maar eerlijk is eerlijk: de Mustafà in de van goedmoedige humor doortrokken vertolking van Fernando Corena blijft voor mij onovertroffen!)

De jonge Milos Bulajic, een vocaal flexibele en elegante tenore leggiero die een beetje aan Luigi Alva doet denken, blijkt een alleszins aantrekkelijke Lindoro en verder horen we leuke en goed gezongen bijdragen van de bariton Manuel Walser als Taddeo en van de nog iets markanter getimbreerde Adam Kutny als een opmerkelijke Haly. Als Elvira, de aanvankelijk gedumpte echtgenote van Mustafà, en haar dienares Zulma klinken Polly Ott en Laura Murphy misschien net iets te dun en kleurloos, maar in het ensemble draaien zij uitstekend mee en ook op het Neuer Männerchor Berlin is niets aan te merken.

De opname had van mij een fractie warmer mogen klinken, maar balans en helderheid dragen het nodige bij aan dit muzikale Rossini-feestje dat zeker navolging verdient! De cd's gaan verpakt in een fraai maar simpel klaphoesje en in het boekje vinden we de toelichting in het Engels en het Duits. Het libretto werd echter alleen in het Italiaanse afgedrukt.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links