CD-recensie
© Paul Korenhof, december 2023 |
Inderdaad, weer een nieuwe Tosca (ik heb er zeker zestig in de kast staan waaronder twee dozijn 'studio-opnamen'), maar dit is beslist niet de slechtste. Muzikaal is het zelfs op sommige punten de beste uitvoering die ik in jaren gehoord heb. Dat is vooral te danken aan de dirigent, Carlo Montanaro, die overduidelijk Puccini in zijn bloed heeft zitten. Het orkest had op sommige momenten misschien iets slanker mogen klinken, minder 'Duits', maar in tempo. frasering en accentuering is de uitvoering zo opwindend en meeslepend Italiaans als het maar zijn kan. Het belangrijkste punt is Montanaro's feilloze gevoel voor Puccini's rubati, de 'piccolo cose' die niet in de partituur staan, maar die een dirigent gewoon moet aanvoelen, en die een Italiaans getraind operaorkest ook in zijn bloed heeft zitten. Het is als met die kleine ritardandi in de Weense wals: een musicus heeft het of hij heeft het niet, en Montanaro heeft het in hoge mate. Beste en subtielste voorbeeld: de twee klarinetten in de openingssectie van Cavaradossi's 'E lucevan le stelle' die - terwijl de zanger min of meer in ingehouden 'Sprechgesang' zijn gedachten uit - zestien maten lang essentieel zijn voor de melodische lijn van een van de meeste expressieve tenor-aria's uit het hele repertoire. Die hele derde akte is trouwens een verrukking, zeker na de muzikaal sfeerloze aanpak tijdens recente uitvoeringen door DNO, een aanpak die vooral het gevolg is van de van iedere sfeer ontdane benadering door regisseur (effectenmaker is wellicht een beter woord) Barry Koski. Hier horen we dankzij een echte Italiaanse operadirigent weer eens een slotakte met een sterk emotionele lading, een echt 'ouderwetse' Puccini die draait om de emoties in de muziek en in de zang van de sopraan Melody Moore en de tenor Stefan Pop. Die nu 36 jaar oude Roemeense tenor (niet te verwarren met de twee jaar oudere Nederlandse stand-up comedian Stefan Pop) is trouwens de tweede verrassing van deze uitgave. Hij blijkt een zanger met een fraaie, prachtig 'Italiaans' klinkende lyrische tenor die hij uitmuntend hanteert (een licht tremolo op sommige momenten stoort mij totaal niet), een zangstijl die nergens schreeuwerig of larmoyant wordt en een voordracht die getuigt van smaak, tekstbegrip en intelligentie. Eerder hoorde ik hem al in Roberto Devereux en Norma op twee Italiaanse labels (Dynamic en Bongiovanni), maar hier presenteert hij zich als een Puccini-zanger bij uitstek en dat wil heel wat zeggen. De tenorrollen van Puccini lijken veel makkelijker dan zij zijn, en dat geldt zeker voor Cavaradossi, een karakter dat in de partituur bovendien wat tweedimensionaal blijft, Pop zet zijn rol hier opvallend genuanceerd neer en krijgt voortreffelijk tegenspel van Melody Moore. Eerdere opnamen lieten haar al horen als een goede sopraan voor het Italiaanse repertoire, maar toch niet altijd op een manier waar ik echt enthousiast van werd. Haar Tosca steekt daar ver boven uit, misschien door de directe emoties in die rol, misschien door de vele dialoog-achtige scènetjes die minder om 'zanglijnen' vragen, maar misschien ook door de inspirerende (bege)leiding door dirigent Montanaro. Een feit is dat dirigent, tenor en sopraan deze Tosca een plaats in de kopgroep van mijn verzameling bezorgen. Ook de bariton Lester Lynch komt in deze opname beter uit de verf dan voorheen, maar ik mis toch de persoonlijkheid en het venijn van een de echt Scarpia. Zijn zang is daarbij fraai en degelijk, maar het blijft een beetje monochroom. Klein voorbeeld: in het begin van het tweede bedrijf geeft Scarpia aan Sciarrone een briefje voor Tosca met de woorden 'le darai questo biglietto' ('geef haar dit briefje') om vervolgens tegen zichzelf te zeggen 'Ella verrà' ('Zij komt!'), maar bij Lynch klinken deze twee frases exact hetzelfde, terwijl je bij een goede zanger-acteur hoort hoe hij, om het zo maar te zeggen, zijn hoofd afdraait en verder in zichzelf praat. Uitmuntend zijn verder de meer berekenende dan onderdanige Spoletta van Colin Judson, de nooit overdreven komische koster van Alexander Köpecki en de sonore Angelotti van Kevin Short. De overige solisten blijven daarbij niet achter, waarbij de wat kelige bas Axel Scheidig een goede keuze is voor de cipier, een karakter dat toch doet denken aan goedkope tabak en goedkope alcohol. De indruk dat ze bij Pentatone eindelijk begrijpen wat opera is, wordt echter teniet gedaan door het in twee stukken knippen van het tweede bedrijf terwijl dat zonder enig probleem in zijn geheel op de tweede cd had gekund. En als het dan toch zo moet, had de caesuur moeten liggen op het 'dramatisch stille' moment vóór 'Orsù, Tosca parlate' en niet bij de scène met de gemartelde Cavaradossi, een punt dat waarschijnlijk gekozen is omdat de muziek zich daar zo handig laat knippen. Wie daarvoor verantwoordelijk is, wordt niet geplaagd door een overmaat aan inzicht! In het cd-boekje, wederom aan de klaphoes vastgeplakt, is dit keer niet het libretto afgedrukt en ook informatie over de artiesten ontbreekt. Wel is er een artikel van Kaspar van Kooten waarin behalve op het ontstaan van de opera ook uitgebreid op de muzikale constructie wordt ingegaan. Daarin lezen we dat de opera eindigt met de 'doomladen melody' van Cavaradossi's aria 'E lucevan le stelle', maar de vraag waarom we muziek van Cavaradossi horen als Tosca met haar gedachten bij Scarpia van de Engelenburcht springt, wordt niet beantwoord. index |
|