CD-recensie

 

© Paul Korenhof, april 2021


Puccini: La fanciulla del West

Melody Moore (Minnie), Marius Vlad (Dick Johnson), Lester Lynch (Jack Rance), Amitai Pati (Nick), Kevin Short (Sonora), Martin-Jan Nijhof (Ashby), Radu Cimpan (Trin, Un postiglione), Alexandru Suciu (Sid), Ruben Clungan (Bello), Alessandro Luciano (Harry), Laurent Barta (Joe), Rares Munteanu (Happy), Antonio Di Matteo (Larkens), Alexander Köpeczi (Billy Jackrabbit, José Castro), Ilseyar Khayrullova (Wowkle), Gustavo Castillo (Jack Wallace)
Transylvania State Philharmonic Orchestra & Choir, Cluj-Napoca
Dirigent: Lawrence Foster
Pentatone PTC 5186 778 (2 sacd's)
Opname: Cluj, juni 2019

   

Vraag mij wat ik puur muzikaal de beste bladzijden vind in het oeuvre van Puccini en ik antwoord zonder aarzeling: Il tabarro en La fanciulla del West , en daaruit vooral het eerste bedrijf. Meer nog dan in Madama Butterfly gebruikte de componist in Il tabarro muzikale en orkestrale details (zijn 'piccole cose') om drama en sfeer hoorbaar te maken terwijl in La fanciulla het integreren van zijn muziekdramatische visitekaartjes binnen een sterk symfonische aanpak tot een hoogtepunt werd opgevoerd.

Waar in andere werken sopraan en tenor zich kunnen uitleven in vloeiende, naar het sentimentele neigende aria's, vinden we in deze werken maar één aria van dit type: Johnson's 'Ch'ella mi creda' vlak vóór de slotscène van La fanciulla. Ook horen we in plaats van traditionele liefdesduetten met melodische climaxen vooral scènes waarin psychologische conflicten en dramatische spanning de boventoon voeren, en waarin de muziekdramatische effecten meer harmonisch dan melodisch van aard zijn.

Een ander punt is dat beide werken behoren tot de fase in Puccini's carrière waarin hij steeds beter voor het orkest en ook steeds meer voor het hele vocale ensemble ging schrijven. Daarvan is het eerste bedrijf uit La fanciulla del West misschien wel het beste voorbeeld, meer zelfs dan Gianni Schicchi waarin alle familieleden van de gestorven Buoso Donato ondanks kleine individuele verschillen uiteindelijk toch verbonden zijn door één gezamenlijk streven.

Door dit alles eist een goede opname van La fanciualla del west niet alleen drie solisten van niveau die in staat zijn de psychologie van de uitgebeelde karakters in zang om te zetten. Minstens zo belangrijk is het ensemble eromheen. Een paar goede zangers kunnen in La Bohème een publiek ook meeslepen als de voorstelling als geheel zich op een lager niveau beweegt, maar La fanciulla vraagt allereerst om een echte Puccini-dirigent en vervolgens om een dozijn sterke, Italiaans geschoolde comprimario's.

Voor deze opname combineerde Pentatone de van origine Roemeense dirigent Lawrence Foster met het Philharmonisch Orkest van Transylvanië uit Cluj, terwijl waarschijnlijk in de Roemeense theaters de meeste zangers werden gevonden voor de kleinere rollen.

Puur muzikaal leverde dat een prima resultaat op. Dirigent en orkest musiceren op niveau, de zangers zingen op niveau en de opname klinkt op niveau, al is de klank minder doorzichtig en ook donkerder dan ik zou wensen. Bij beluistering van de SACD's in 'gewoon' stereo klinken de bassen soms (o.a. in het korte voorspel) zelfs te nadrukkelijk.

Een probleem is echter dat dirigent noch orkest het Puccini-idioom in het bloed lijkt te hebben. Het is daarmee als met het fractie-van-een-seconde inhouden bij een Weense wals: je hebt het of je hebt het niet. Alleen is het met de rubati en de snelle, soms minuscule climaxen bij Puccini nog iets lastiger omdat ze niet verbonden zijn met het ritme van een maat, maar met een melodisch ritme dat vaak ook nog samenhangt met de zangtekst. Als dirigent moet je Puccini aanvoelen, wellicht meer dan enige andere componist.

Behalve italianità en gevoel voor de Puccini-frasering miss ik in de directie van Foster ook de spanning die losstaande moment met elkaar verbindt. Heel duidelijk wordt dat bij het recitatief dat voorafgaat aan een juist door die spanning onontkoombaar 'Ch'ella mi creda'. Bij een echte Puccini-dirigent zit ik daar met ingehouden adem te wachten op de inzet, maar Foster rondt de voorafgaande scène keurig af en geeft dan na een korte pauze de inzet voor een aria die bij lange na geen emotionele of dramatische ontlading meer is.

Bij dat alles speelt het orkest braaf en professioneel, zingt het koor braaf en professioneel, en klinken ook de meeste solisten braaf en professioneel. Alleen is opera meer dan alleen maar mooie muziek en aansprekende melodieën. Opera is drama, en dat betekent dat actie en reactie hoorbaar moeten zijn, liefst doortrokken van of voelbaar veroorzaakt door emoties. En dat geldt zeker voor de werken van Puccini.

In deze uitvoering is echter weinig drama voelbaar. Alleen Melody Moore in de titelrol brengt wat leven in de brouwerij, maar niet voldoende om de opname van de grond te tillen. Daarvoor mist zij het romige van de echte Puccini-zangeres en mist zij te veel van de hartstocht waar deze muziek om vraagt.

Na vijf minuten Renata Tebaldi, Carol Neblett, Mara Zampieri of Eva-Maria Westbroek waan ik me in een andere wereld (en dan laat ik Magda Olivero nog buiten beschouwing), maar hier blijf ik afstandelijk luisteren. De noten zijn er allemaal en in het tweede bedrijf worden zelfs emoties hoorbaar, maar de temperatuur loopt te weinig op. Op een gegeven moment betrapte ik mij erop dat ik alleen maar luisterde met in mijn achterhoofd de vraag wat ik erover kon schrijven.

De Roemeen Marius Vlad staat haar als Dick Johnson terzijde met een goede verismo-tenor voor in het theater, maar de stem mist de gloed die nodig is om puur door de zang en de klank te blijven boeien. Bovendien ontbreekt het romantische, bijna sentimentele dat inherent is aan al Puccini's tenorrollen - en zeker aan deze rol! Johnson is niet alleen een ridderlijke misdadiger tegen wil en dank, maar moet ook een uitstraling hebben die maakt dat hij behalve Minnie's liefde ook haar moederinstinct opwekt.

Als derde protagonist horen we de bariton Lester Lynch als een groezelige Jack Rance zonder kern en persoonlijkheid. In het tweede en derde bedrijf probeert hij wel flink de kwaaie pier uit te hangen, maar het blijft bij 'schurkachtig doen'. Nooit wordt hij de bikkelharde sheriff die gewend is om zijn zin door te drijven, en die nu extra fanatiek te werk gaat omdat hij behalve als gezagsdrager ook in zijn amoureuze en erotische verlangens wordt gedwarsboomd.

Het ensemble gouddelvers en andere kleinere rollen rondom de protagonisten blijft hier een kleurloos geheel waar alleen de tenor Amitai Pati als de barkeeper Nick bovenuit steekt. De overige, merendeels Roemeense solisten zijn stuk voor stuk uitstekende zangers maar zij missen de individualiteit van in dit repertoire doorknede comprimario's.

Een Italiaans ensemble zoals in oudere opnamen uit Rome of Milaan laat iets anders horen, terwijl de befaamde Londense opname onder Zubin Mehta met Neblett en Domingo bewijst dat een internationaal ensemble met een goede coaching eveneens tot uitstekende prestaties kan komen.

In het cd-boekje werd het libretto weer afgedrukt met een dunne letter die zeker 's avonds niet altijd makkelijk leesbaar is. Ook ontbreken wederom alle gegevens omtrent de uitvoerenden, terwijl het bovendien heel onhandig is dat het boekje aan de klaphoes van de cd's is vastgeplakt. Ik krijg nog steeds de indruk dat bij Pentatone niemand begrijpt wat de functie is van zo'n boekje.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links