CD-recensie

Olympische Spelen op het operatoneel

 

© Paul Korenhof, juni 2012

 

 

Caldara, Cherubini, Cimarosa, Galuppi, Gassmann, Hasse, Jommelli, Leo, Myslivecek, Paisiello, Perez, Pergolesi, Piccinni, Sarti, Traetta, Vivaldi: L'Olimpiade (pasticcio)

Romina Basso (Megacle), Franziska Gottwald (Licida), Karina Gauvin (Argene), Nicholas Phan (Clistene), Ruth Rosique (Aristea), Nicholas Spanos (Aminta), Venice Baroque Orchestra o.l.v. Markellos Chryssicos

Naive V 5295 (2 cd's)

Opname: augustus 2011, Oratorio di Santa Croce, Mondovi (I)


Nog maar enkele decennia geleden kende vrijwel niemand opera's van Antonio Caldara, Florian Leopold Gassmann, Johann Adolf Hasse, Leonardo Leo, Davide Perez, Giuseppe Sarti of Tommaso Traetta en haalden we massaal onze neuzen op voor de libretti van Pietro Metastasio. Tegenwoordig geldt Hasse als een van de belangrijkste operacomponisten uit de 18de eeuw, hebben ook de anderen hun plaats ingenomen tussen bekendere broeders als Vivaldi, Galuppi, Jommelli en Cimarosa, en beginnen we zowaar iets te begrijpen van Metastasio.
Minstens zo opvallend is het verschil in de kwaliteit van de uitvoeringspraktijd. Nog meer dan stilistisch hebben we technisch een enorme vooruitgang meegemaakt. Een uitvoering van een opera seria met louteronbekende solisten zou zelfs in de bloeitijd van de 'authentieke uitvoeringspraktijk' nog een tenenkrommend resultaat hebben opgeleverd, maar nu lijkt het of de 18de-eeuwse fiorituren de nieuwe zangersgeneraties met de paplepel ingegoten zijn.

Dat alles betekent natuurlijk niet dat onze uitvoeringen vergelijkbaar zijn met die van twee eeuwen geleden. Hoe het toen precies geklonken heeft, zullen we nooit weten, maar wel is zeker dat de ademsteun en de zangtechniek van toen op totaal andere uitgangspunten gebaseerd waren. Nog afgezien van het feit dat de zangers van toen technisch veel langer en beter getraind werden, mogen we niet vergeten dat in die tijd de omstandigheden totaal anders waren. Het grootste verschil maakte ongetwijfeld het feit dat de theaters toen veel kleiner waren. De zangers waren niet alleen beter verstaanbaar, ook in hun muzikale nuances, maar bovenal konden zij veel meer doen op basis van hun longinhoud, omdat zij nu eenmaal aanmerkelijk minder volume hoefden te produceren.

Bij de 'herwaardering' van Metastasio plaats ik echter vraagtekens. Ik geloof er niet in. Door hun 'open' structuur vormen zijn libretti leuke speeltuintjes voor moderne regisseurs, maar om zijn teksten op hun waarde te schatten, zullen we eerst meer oog moeten krijgen voor de eisen die in die tijd aan het serieuze muziekdrama gesteld werden. Met 'die tijd' bedoel ik dan de periode van de ('Napolitaanse') opera seria vóór de hervormingen die in de tweede helft van de 18de eeuw op gang kwamen - dankzij Gluck zeggen we dan, maar meer nog dankzij diens tekstdichter Ranieri de' Calzabigi. Het was immers vooral Calzabigi die terugkeerde naar de dramatische uitgangspunten van Bussenello, Monteverdi en Cavalli, en die probeerde een eeuw van zelfgenoegzaam, gezagsgetrouw conformisme een halt toe te roepen. En ook toen zou het nog bijna twee eeuwen duren eer het theater weer even 'modern' en 'maatschappelijk relevant' zou worden als in het Venetië waar een revolutionair werk als L'incoronazione di Poppea vrijelijk op het toneel kon worden gezet.
Het muziekdrama van Pietro Metastasio (1698-1782) en zijn geestverwanten had een geheel ander uitganspunt. In overeenstemming met de affectenleer van de Barok vormde het uitbeelden en oproepen van emoties het uitgangspunt en dat verklaart ook het in onze ogen 'statische' karakter en het gebrek aan 'drama' van de vrijwel geheel uit aria's en recitatieven opgebouwde opera seria. Niet de dramatische ontwikkeling en het emotionele conflict bepaalden de voortgang van de 'handeling', maar de schildering van de emoties en stemmingen van de afzonderlijke personages. Als er al sprake was van 'dramatiek', werd die veroorzaakt door gebeurtenissen en invloeden van buiten af, die voor een emotionele omslag konden zorgen. De gebeurtenis zelf was daarbij niet van belang en de emotionele conflicten die werkelijk telden, speelden zich af door de strijd van een personage met zijn eigen geweten of zijn eigen gevoelens.
Als gevolg daarvan is het volslagen ridicuul de gemiddelde opera seria te beoordelen op basis van onze moderne opvattingen. Het hedendaagse theater lijkt in een andere richting te wijzen, maar dat is vooral te danken aan de moderne regisseurs en het feit dat deze werken zo 'open' zijn, dat zij zich makkelijk met een modern verhaal laten invullen. Met andere woorden: het is heel goed mogelijk een opera seria op het toneel een dramatische spanning te geven die deze zelf beslist niet bezit. De aandacht van librettist en componist was geheel gericht op individuele emotionele reacties en de solisten verwachtten aria's die hun optimale kansen boden om die emoties meeslepend en overtuigend op het publiek over te brengen.

Een min of meer logisch gevolg was de populariteit van de 18de-eeuwse 'pastiche' of 'pasticcio' (letterlijk: 'pastei'), een opera die door meerdere componisten geschreven werd, of die ontstond uit het samenvoegen van muziek van meerdere componisten bij een nieuw libretto. Minder gebruikelijk was de variant die hier door Naive op cd werd uitgebracht: een werk dat werd samengesteld aan de hand van fragmenten van uiteenlopende componisten die alle hetzelfde libretto op muziek hadden gezet. Het ligt voor de hand om het resultaat een stilistisch allegaartje te noemen, maar ik maak mij sterk dat dit verwijt alleen gemaakt kan worden door wie heel goed thuis is in de 18de-eeuwse muziek. Ik heb mij met deze L'Olimpiade in ieder geval kostelijk geamuseerd, misschien juist door de afwisseling, maar zeker ook door de knappe samenstelling waarbij het werk zodanig werd geconstrueerd dat ellenlange secco-recitatieven vermeden konden worden.

Centraal in deze pasticcio staat een tekst van Metastasio met de bekende opzet van twee liefdesparen die door de omstandigheden van elkaar gescheiden worden, maar die elkaar door een samenspel van gebeurtenissen aan het slot toch in de armen kunnen sluiten. Die omstandigheden zijn hier de Olympische Spelen, wat meteen verklaart waarom Naive deze uitgave juist nu op de markt brengt. Het grootste pluspunt is echter dat de uitgave het anekdotische ver overstijgt door de aangename verzameling onbekende aria's van ten dele ook onbekende componisten.
Daar blijft het overigens niet bij, want ook de namen van de uitvoerenden zullen niet meteen bij iedereen een lichtje doen branden. Zou dat dertig jaar geleden nog reden tot wantrouwen hebben opgeleverd, hierboven schreef ik al dat zoiets tegenwoordig absoluut geen bezwaar meer hoeft te zijn. De tenor Nicholas Phan (Clistene) en de countertenor Nicholas Spanos (Aminta) zingen niet altijd de sterren van de hemel, maar zijn technisch goed tegen hun taak opgewassen, maar vocaal wordt de uitvoering gedragen door de dames. Daarbij was ik vooral aangenaam getroffen door de sopraan Karin Gauvin en de mezzosopranen Romina Basso en Franziska Gottwald, die niet alleen door hun enthousiasme menige bekendere collega in de schaduw stellen. Het Venice Baroque Orchestra onder leiding van Markellos Chryssicos zorgt voor een verzorgd en stilistisch verantwoord fundament vol operasfeer en het geheel werd met zorg vastgelegd. Mijn complimenten bovendien voor het degelijk en in meerdere opzichten uiterst leesbare boekwerkje. Uiteindelijk heb ik met deze 'verzamelopera' maar één probleem: hoe zet ik deze opname zodanig in mijn kast, dat ik hem ooit nog kan terugvinden?


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links