CD-recensie
© Paul Korenhof, oktober 2023 |
Het Engelse label Opera Rara is vooral bekend geworden door zijn aandacht voor het 19de-eeuwse Italiaanse bel canto, maar daarnaast kreeg van begin af aan ook het Franse repertoire ruime aandacht, in het bijzonder minder bekend repertoire van Jacques Offenbach. Gebeurde dat aanvankelijk in uitvoeringen met overwegend Britse solisten, nu wordt in de opnamen vooral gestreefd naar een zo Franstalig mogelijke bezetting wat vooral ten goede komt aan de dialogen, en daarmee aan de sfeer. En laat ik daar meteen aan toevoegen dat dirigent Paul Daniel en Opera Rara er op die manier weer een sprankelend geheel van hebben gemaakt. De hilarische momenten buitelen over elkaar heen, maar worden afgewisseld met de juiste toets van licht sentimentele lyriek waarin het oeuvre van Offenbach eveneens excelleert. Wat deze uitgave bijzonder maakt, is het feit dat we hier misschien wel een van Offenbach's beste werken horen, ietwat haastig geschreven voor Baden-Baden, waar op 31 juli 1869 de eerste versie in première ging, maar grondig gereviseerd voor de Parijse première. De belangrijkste wijziging was de toevoeging van een complete eerste akte, waarin op het toneel te zien werd, wat oorspronkelijk aan het begin van het huidige tweede bedrijf werd verteld door Cabriolo, een voormalige kermisexploitant. In het eerste bedrijf zien we nu hoe hij en zijn familie door het winnen van een compleet kasteel bij een tombola plotseling welvarend worden. De prinses uit de titel is overigens een levensgrote wassen pop uit het museumpje dat onderdeel uitmaakte van het kermisje waarmee Cabriolo rondreisde. In het eerste bedrijf zien we nu hoe er voor zijn dochter Zanetta, die bij het afstoffen per ongeluk de neus van de pop heeft afgebroken, niets anders op zit dan zelf de plaats in te nemen van de pop die de sterattractie van het museumpje was. En natuurlijk is er een jonge prins Raphaël op zoek naar avontuur (leuke rol van de jonge mezzosopraan Virginie Verrez) die verliefd wordt op die pop, en hij is degene die op slinkse wijze zorgt dat Cabriolo en zijn familie in het bezit van het kasteel komen en dus niet meer - met 'de prinses van Trébizonde'! - kunnen rondreizen. Natuurlijk is er ook een prinselijke vader Casimir die fel tegen een liaison met dat kermisvolk gekant is (een al even leuke rol van de tenor Josh Lovell die echter in de dialogen 'gedubd' wordt). Maar Offenbach zou Offenbach niet zijn als zijn librettisten Charles Nuitter en Étienne Tréfeu niet hadden gezorgd dat prins Casimir zelf ooit met een acrobate getrouwd is geweest, en natuurlijk blijkt die acrobate de zuster van Cabriolo enzovoort, enzovoort, enzovoort. Kortom, verwarring en hilarische situaties alom op een libretto dat ondanks alle onzin goed in elkaar zit, en met muziek die in alle opzichten een waar feest is. Alle ingrediënten voor flitsend en scenisch kleurrijk muzikaal amusement zijn daarmee voorhanden. Wie in het cd-boekje de inleiding van Jean Christophe Keck leest, weet echter ook dat de compositie bepaald niet van een leien dakje is gegaan, evenmin als het schrijven en herschrijven van het libretto. Het blijkt zelfs dat Offenbach zo consciëntieus te werk ging, dat hij goede muziek die in Baden-Baden succes had gehad, schrapte als hij vond dat et werk als afgerond geheel daardoor sterker werd. De eerste voorstelling in het Théâtre des Bouffes-Parisiens op 7 december 1869 werd dan ook een groot succes, dat het begin vormde van een ware triomftocht die door Frankrijk heen leidde naar diverse West-Europese centra. Daaraan kwam een abrupt einde door de Frans-Duitse oorlog, maar toen de Bouffes-Parisiens daarna de draad weer wilden opnemen, leidde dat tot een onvoorzien, pijnlijk échec. Hoewel Offenbach door en door Frans was geworden en zelfs al vijftien jaar de Franse nationaliteit genoot, grepen bepaalde (waarschijnlijk antisemitische) kringen in Parijs die gelegenheid aan om hem op grond van zijn Duitse afkomst de voet dwars te zetten. Hoewel La Princesse de Trébizonde aanvankelijk buiten Frankrijk nog steeds groot succes had, verdween het werk daardoor in Parijs van het toneel en zakte het ook internationaal in de vergetelheid weg. Het gevolg was dat de partituur van de Parijse versie aan de hand van verschillende, niet altijd betrouwbare bronnen gereconstrueerd moest worden, maar gelukkig dook er weer materiaal op uit de (nog steeds niet helemaal toegankelijke) archieven van de erfgenamen van de componist. Ook kwam men op het spoor van nog onbekende fragmenten van de versie die een half jaar eerder in Baden-Baden was opgevoerd. Die partituur is echter nog steeds niet compleet en hoe jammer dat is, blijkt uit de acht fragmenten die Opera Rara aan deze uitgave heeft toegevoegd. Onder de enthousiaste, stilistisch perfecte directie van Paul Daniel, die duidelijk een oor heeft voor de humor in de muziek van Offenbach, biedt de uitvoering anderhalf uur muzikale verrukking. Als leider van de 'troupe' lijkt de bariton Christophe Gay in zijn element en de tenor Christophe Mortagne betoont zich als zijn assistent Trémolini eveneens een raskomediant. De erepalm gaat echter naar drie dames met voorop de sopraan Anne-Catherine Gillet als een speelse maar ook mooi lyrische Zanetta, de dochter van Cabriolo en tevens de Prinses van Trébizonde uit de titel. Als haar niet minder charmante zus Régina horen we Antoinette Dennefeld, een typische 'Falcon' die sopraanrollen als Donna Anna combineert met rollen voor mezzosopraan als Carmen en Charlotte. Als Cabriolo's zuster Paola, de derde vrouwenrol in de 'troupe' en in timbre net weer een graadje donkerder, horen we Katia Ledoux, niet onbekend bij DNO. Toen haar in 2018 bij het IVC in 's Hertogenbosch de persprijs werd toegekend, gebeurde dat onder meer vanwege haar met humor doortrokken maar technisch uiterst gedisciplineerde vertolking van het lied aria van prins Orlofsky uit Die Fledermaus. Hier bewijst zij haar affiniteit met het 'lichtere' genre in haar moedertaal en daardoor nog overtuigender. Aan het einde van deze opéra bouffe, waarvan de dialogen voor de cd werden aangepast door Jeremy Sams, stappen alle drie de dames uiteindelijk in het huwelijksbootje. Zanetta sluit prins Raphaël in har armen, Régina geeft eindelijk toe aan de avances van Trémolini, en Paola vindt het geluk in de armen van Raphaël's gouverneur Sparadrap. Eind goed al goed, maar wie luistert naar de cd's (met weer een fraai boekwerkje), heeft dan dus nog ruim een half uur muziek uit de eerste versie tegoed! index |
|