CD-recensie

 

© Paul Korenhof, oktober 2023

Mozart: Bastien & Bastienne
Pergolesi: La Servante maîtresse

Adèle Carlier (Bastienne, Zerbine), Marc Scoffoni (Colas, Pandolphe), David Tricou (Bastien)
Orchestre de l'Opéra Royal
Dirigent: Gaétan Jarry
Château de Versailles CVS 105 (2 cd's)
Opname: Versailles, 18 & 21 dec. 2022

 

Heerlijk volk, die Fransen. In 1792 werd Louis XVI afgezet en een jaar later werd hij in Parijs onthoofd, de dood van Louis XVII (die nooit officieel geregeerd heeft) zal wel altijd een mysterie blijven, en Louis XVIII regeerde na de val van Napoléon tot zijn dood in 1824, maar liet weinig positieve indrukken na. Daarna was er nog een zeer welwillende 'burgerkoning' Louis-Philippe die na een regering van achttien jaar in 1848 werd afgezet (volgens Victor Hugo in Les Misérables overigens totaal ten onrechte), maar een koninkrijk kan het Frankrijk van de afgelopen twee eeuwen absoluut niet worden genoemd.

Dat alles neemt niet weg dat o de beide operaatjes in deze uitgave worden begeleid door het 'Orkest van de Koninklijke Opera', tekenend voor een land waar in feite zowel de sociale als de culturele sfeer, en in feite de hele mentaliteit nog altijd de sporen draagt van de koning aller koningen, 'Le Roi Soleil'. Een verrassend hedendaags uitvloeisel daarvan is de steeds interessanter wordende serie cd's en dvd's die wordt uitgegeven door Château de Versailles, wat hier niet zomaar een naam is. De (alle?) opnamen worden ook in Versailles gemaakt, zo niet in het theater van de Zonnekoning, dan in een andere zaal. En dat betekent ook dat daar nog steeds behoorlijk wat aandacht (en geld!) voor cultuur is, iets waar wij in Nederland met jaloezie naar kunnen opkijken.

Een nieuwe, bij nader inzien niet echt onlogische verrassing is de combinatie in de stijl van de opéra-comique van een Duits mini-Singspiel met een Intermezzo. Voor Bastien en Bastienne betekent dit dat zij na een omzwerving via Wenen en Salzburg weer 'thuis' kwamen. Zij hadden immers op 4 augustus 1753 als Les Amours de Bastien et Bastienne het levenslicht gezien in het theater van Mme Favart, die hen aan het Parijse publiek presenteerde als een goedmoedige parodie op het populaire, toen twee jaar oude Le Devin du village van Rousseau.

Tien jaar later woonde de familie Mozart in Parijs een revival van het werkje bij en toen daarna Wilhelm Weiskern voor het Weense Kärntnerthor Theater een Duitse tekst vervaardigde, werd dat voor de jonge Mozart de aanleiding er zijn eigen muzikale licht over te laten schijnen. Diens Bastien und Bastienne kwam natuurlijk weer in Parijs terecht en werd daar zo goed mogelijk van de originele tekst voorzien, maar het grote verschil is toch de sfeer. Het kan suggestie zijn, maar waar de Duitse versie op mij net iets te naïef overkomt, krijgt het werkje hier toch wat van de sfeer van de Opéra Comique en het lijkt of ook de muziek iets pittiger, bijna pikanter klinkt.

Bij La Servante maîtresse is het verschil nog groter. La serva padrona verwierf historische faam doordat een voorstelling in de Académie door de Italiaanse 'troupe' van Eugenio Bambini op 1 augustus 1752 het startschot zou zijn geweest voor de 'Guerre des bouffons' die de Parijse operaliefhebbers in twee, elkaar fel bestrijdende kampen verdeelde. Volgens de toelichting in het cd-boekje liggen de feiten ietwat anders, met een minder grote rol voor Pergolesi's intermezzo, maar dat doet niets af aan de populariteit die het werkje in die tijd in Parijs heeft genoten.

Een Franse vertaling lag dus voor de hand en men baseerde zich daarvoor op de door Bambini uitgevoerde versie die al op sommige punten afweek van Pergolesi's origineel. Ook werden in die eerste Franse versie uit 1752 de secco-recitatieven deels vervangen door gesproken dialogen en deels door recitativi accompagnati. Voor een tweede versie uit 1754, verschenen als 'La Servante maîtresses, Comédie en deux actes mêlée d' parodiées de La Serva padrona', werd nog verder aan de partituur gesleuteld met als resultaat onder meer een extra aria voor Zerbine (Serpina).

Die tweede versie, waarin de partij van Zerbine bovendien nog was aangepast aan de vocale virtuositeit van Mme Favart, werd door Gaétan Jarry en Château de Versailles gekozen voor deze uitgave die daarmee dus een niet alleen historisch interessante cd-première bevat. Vanuit musicologisch standpunt is de Franse versie van Mozart's operaatje iets minder interessant, maar historisch gezien verdient ook die een opname en de combinatie van beide werkjes is een vondst, al was het maar ter illustratie van de manier waarop in de 18de eeuw in het Parijse muziektheater met 'buitenlands repertoire' werd omgegaan.

Bij de solisten horen we de sopraan Adèle Carlier eerst als een charmante Bastienne en vervolgens als een misschien iets te nadrukkelijke Zerbine; een fractie meer charme had daar geen kwaad gedaan. Leuk is het contrast dat de bariton Marc Scoffoni creëert tussen de zelfbewuste Colas en de onderdanige Pandolphe, terwijl de tenor David Tricou een sympathieke maar volgzame Bastien neerzet. Jarry en het orkest van de 'Koninklijke Opera' maken deze double-bill tot een een fris en levendig geheel waarop ik hooguit kan aanmerken dat de opname soms iets tekort schiet op het punt van orkestrale helderheid. De solisten hadden van mij trouwen ook minder prominent in beeld mogen staan.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links