|
CD-recensie
© Paul Korenhof, mei 2022
|
Mozart x 3 - Elsa Dreisig
Mozart: Così fan tutte 'Temerari ... Come scoglio'- 'Ah, scostati! ... Smanie implacabili'- 'In uomini, in soldati'- Le nozze di Figaro 'E Susanna non vien! ... Dove sono'- 'Giunse alfin il momento ... Deh, vieni' - 'Voi che sapete' - Don Giovanni 'Crudele? ... Non mi dir' - 'In quali eccessi ... Mi tradì' - 'Vedrai, carino'- Idomeneo 'Estinto è Idomeneo? ... 'Tutte nel cor vi sento'- Lucio Silla 'Pupille amate' - La clemenza di Tito 'Ecco il punto ... 'Non più di fiori'
Elsa Dreisig (sopraan)
Kammerorchester Basel
Dirigent: Louis Langrée
Erato 9029641225
Opname: Bazel, 3-9 juli 2021
|
|
|
De titel van de cd verwijst naar het feit dat we uit elk van de drie Da Ponte-opera's drie aria's voor vrouwenstem van drie verschillende rollen horen, gevolgd door ook nog eens drie aria's uit drie verschillende opere serie. Zeker gezien het feit dat een breed publiek Dreisig leerde kennen dankzij de gestreamde Salzburger productie uit het eerste coronajaar (klik hier), is het niet verwonderlijk dat de cd wordt geopend met drie aria's uit Così fan tutte. In Salzburg zong zij Fiordiligi tegenover de Dorabella van Marianna Crebassa, hier bewijst zij dat Mozart de zusjes ook vocaal als tweelingen zag. De ooit door Frederica von Stade bepleite aanduiding 'eerste en tweede sopraan' is ook helemaal terecht en komt overeen met het feit dat Mozart zelf alle drie de vrouwenrollen als sopraan aanduidde.
De opening met Fiordiligi's 'Come scoglio' is even schrikken doordat de ruimtelijke opname met een prominent orkest meer de concertzaal dan het theater suggereert. Dreisig lijkt daar trouwens op in te haken met een heftig 'Temerari' waarin niet alle lettergrepen even helder gearticuleerd worden. Haar impulsieve verontwaardiging spettert de luidsprekers uit, maar in 'Come scoglio' krijgt het gezonde verstand de overhand. Gaandeweg wordt haar dictie minder nadrukkelijk en krijgt de aria het karakter van een overdenking waarbij uiteindelijk ook de emoties doorschemeren. Jammer dat zij iets te veel in dezelfde kleur blijft als zij zich in het slotdeel ('Rispettate') weer rechtstreeks tot haar belagers richt.
In 'Ah! scostati' kiest zij voor het luchtiger karakter van Dorabella ook een iets lichtere toets dan voor Fiordiligi. Het contrast is in feite precies omgekeerd dan we verwachten van rollen die meestal door een 'mezzosopraan' en een 'sopraan' vertolkt worden, en ook in 'Smanie implacabili' klinkt die benadering door. Voor Despina's 'In uomini, in soldati' weet Dreisig vervolgens een nog lichtere toon te treffen zonder dat zij tracht de soubrette uit te hangen. Zij schildert daarmee niet alleen drie verschillen karakters, maar laat ondertussen ook even horen hoe breed haar palet aan stemkleuren is zonder dat zij in chargeren hoeft te vervallen!
Het drietal aria's uit Le nozze di Figaro met een vergelijkbare 'hiërarchische' volgorde begint met een prachtig opgebouwd 'Dove sono' dat al bij een ongeduldig 'È Sunanna non vien' een jeugdige gravin laat horen. Door zangeressen uit het verleden, met name Elisabeth Schwarzkopf, zijn wij gewend haar - evenals Donna Elvira en Strauss' Marschallin - te zien als 'grande dame', terwijl Mozart's Rosina in feite nog heel meisjesachtig is, jong getrouwd, jong in het huwelijk teleurgesteld, maar nog altijd in voor een giebelende verkleedpartij met haar kamermeisje als partner in crime.
Dreisig, hier in een van haar glansrollen in het theater, laat in een homogene opbouw weer een diversiteit aan kleuren en emoties horen, technisch voortreffelijk - en mèt de tegenwoordig vaak verwaarloosde triller in de slotfase (al had die van mij nog iets sterker aangezet mogen worden). Met Susanna heeft zij merkbaar minder ervaring. 'Deh, vieni' klinkt prachtig met warm lyrische en vloeiende lijnen, maar in het recitatief ontbreekt de knipoog van een meisje dat weet dat haar minnaar meeluistert (Irmgard Seefried en Graziella Sciutti blijven op dat punt ongeëvenaard) en van de weeromstuit ontbreekt in de aria ook de licht schalkse ondertoon.
Cherubino's 'Voi che sapete' is het echter helemaal, gezongen met een warme sopraan zonder altkleuren, maar wel met een ondertoon die de naderende baardgroei suggereert. Ook hier kon de articulatie iets beter, maar in de frasering is ieder woord raak en of het nu gaat om 'affetto', 'desir', 'petto' of 'tremo', en overal klinkt de betekenis door met een brede schakering aan kleuren. Aansluitend op een klarinetsolo die helemaal 'to the point' is, schildert Dreisig in vier elegante stanza's, samen nog geen drie minuten, een puber die perfect aanvoelt hoe hij emoties met goede manieren moet verbinden. Mede dankzij Da Ponte's tekst (geïnspireerd door Dante's Vita nuova) blijft deze canzona voor mij een hoogtepunt van de opera en dankzij het perfecte samenspel van Dreisig en Langrée is het hier een hoogtepunt van deze cd.
Te vaak worden in Don Giovanni Donna Anna en Donna Elvira door sociaal op één lijn gesteld, maar Mozart's tijdgenoten zouden die fout beslist niet maken. Een vrouw die op eigen houtje van Burgos naar Sevilla een man achterna loopt, en zich vervolgens door een knecht de les laat lezen, gedroeg zich voor het voor het publiek van die tijd overduidelijk als een burgerjuffrouw. Dat Da Ponte en Mozart haar uiteindelijk met diezelfde Leporello in de bosjes laten belanden (en niet voor een spelletje Monopoly) ligt in dezelfde lijn. Elvira is geen 'grande dame', maar een 'mezzo carattere', een serieus personage dat buiten haar schuld lachwekkend wordt, maar toch ook sympathie weet op te wekken.
Het verschil tussen de beide dames is hier evident. Al in 'Crudele' toont Dreisig ons een op het tragische af gerijpte Donna Anna en het daarop volgende 'Non mi dir' is zowel een uiting van emotionele eenzaamheid als een bede om haar die te gunnen, ontroerend en prachtig door het orkest begeleid. Daartegenover plaatst zij een Donna Elvira die in haar recitatief nog wat ongestructureerd haar gevoelens uit, maar die vervolgens in de aria 'Mi tradì' tracht de zaken voor zichzelf op een rijtje te zetten. Knap is hier het volgehouden verschil in stemkleur, vol introverte noblesse bij Donna Anna, jeugdiger en met een toets van exaltatie bij Donna Elvira!
Zerlina's 'Vedrai carino' valt daarbij een beetje weg, ook omdat Dreisig die aria te veel presenteert als een simpele verontschuldiging voor een kleine misstap. Dat past ook niet bij een Zerlina die zich weliswaar (en misschien een beetje al te graag) door een edelman liet verleiden, maar die in haar relatie tot Masetto duidelijk de broek aan heeft. Haar herhaalde 'Senti lo battere?' (Voel je het kloppen?) en 'Toccami qua!' (Voel daar maar!) is ook helemaal niet bedoeld om Masetto haar hart te laten voelen. De jongedame heeft heel andere plannen!
De laatste drie aria's vertegenwoordigen totaal verschillende karakters uit totaal verschillende opera's. Zelfs als opera seria zijn ze niet te vergelijken. Idomeneo is een absolute eenling, zowel binnen het genre als binnen Mozart's eigen oeuvre. Meer nog dan voor de zangers werd de partituur geschreven voor het orkest uit Mannheim en dat ensemble buitte Mozart onder meer uit door het slot van het eerste tafereel en het begin van het tweede tot een orkestraal sterke, doorgecomponeerde eenheid samen te voegen. Daaraan vooraf gaat 'Tutte nel cor vi sento', Elettra's van woede, wanhoop en onbeantwoorde liefde vervulde reactie op het nieuws van Idomeneo's dood, nieuws dat aan het slot van dat doorgecomponeerde deel ontkracht wordt. Theater in optima forma!
Van Dreisig horen we een heerlijk felle Elettra die ons achter de noten heel wat meer emoties laat horen dan woede en wraakzucht. Een schitterend contrast vormt Cecilio's 'Pupille amate', een simpel maar ooit razend populair rondo met vioolobligaat dat hier een juweeltje van tederheid wordt. Dreisig besluit met 'Non più di fiori' uit La clemenza di Tito, een werk dat nog maar weinig met de traditionele opera seria gemeen heeft. De manier waarop Mozart hier de hoofdpersonen schilderde, laat horen dat hij de Da Ponte-opera achter zich had liggen, en Vitellia is van hen misschien wel de interessantste. In samenspel met de bassethoorn toont Dreisig deze vrouw met twee gezichten van haar sympathiekste kant en het is alleen jammer is dat zij tijdens het middendeel in de laagte een beetje wegzakt. In de daarop volgende finale compenseert zij dat echter met glans!
Hoewel de begeleidingen een fractie meer naar achteren hadden mogen liggen, is het aandeel van het door Langrée met gevoel voor precisie geleide Kammerorchester Basel een waar genot. Ook het begeleidende cd-boekje straalt aandacht en toewijding uit, maar tegen een modieuze foto minder en een iets groter lettertype zou ik geen bezwaar hebben.
|
|