CD-recensie
© Paul Korenhof, april 2006
|
Mozart. La clemenza di Tito KV 621. Mark Padmore (Tito), Alexandrina Pendatchanska (Vitellia), Bernarda Fink (Sesto), Marie-Claude Chappuis (Annio), Sunhae Im (Servilia), Sergio Foresti (Publio), RIAS-Kammerchor, Freiburger Barockorchester o.l.v. René Jacobs. Harmonia Mundi HMC 901923.24 • 2.15' • (2 cd's) / HMC 801923.24 (2 sacd's)
Elektriserend op cd - een blikseminslag op sacdBrutaal, zichzelf nadrukkelijk profilerend slagwerk en geëxalteerde strijkers in een opvallend sneller tempo zetten de toon voor een uitermate opwindende uitvoering van La clemenza di Tito. Het daarop volgende recitatief liegt er evenmin om met een zinderende dramatiek en een levendigheid die niet zou misstaan in Le nozze di Figaro trekken die lijn meteen door naar de solisten en tegen de tijd dat het duet van Sesto en Vitellia halverwege is, blijkt er geen ontkomen meer aan. Dit is opera op het hoogste niveau van muziekdramatische intensiteit en totaal tegengesteld aan de 'nobele' muzikaliteit die we terugvinden in oudere uitvoeringen onder leiding van Mozart-specialisten als Böhm en Davis. Zelfs Gardiner wordt op het punt van muzikale dramatiek naar het tweede plan verwezen, maar het allerknapste is misschien wel dat René Jacobs het drama met zo'n tomeloze kracht samenbalt tot een eenheid die in een waarlijk adembenemend tempo voortsnelt, dat je niet eens meer de kans hebt om na te denken over recitatieven die niet van Mozart en ook niet altijd even sterk zijn. Ik moet ook eerlijk zeggen dat ik na een complete luistersessie behoorlijk verzadigd was. Als je gewend bent naar muziek te luisteren, dus telefoon uit, geen geklets en eventueel met partituur of tekstboek op schoot, is de aanpak van Jacobs redelijk vermoeiend. Dat alles wil niet zeggen dat alle vorige opnamen nu in de vuilnisbak kunnen - verre van dat. Ik zou de uitgebalanceerde dramatiek en de bezielende adem van Gardiner voor geen geld willen missen en ook de soms bijzonder subtiele fraseringen, het gepolijste musiceren en de 'hofsfeer' in de Mozart-praktijk uit de jaren vijftig en zestig blijft zijn charme houden. Een feit is bovendien dat in die oudere uitvoeringen de solisten misschien toch iets meer kansen kregen en zeker ook meer bel canto konden ontplooien. Op dat punt koester ik namelijk enige twijfels ten aanzien van de 'authenticiteit' in deze 'authentieke' uitvoering. Hoe het toen geklonken heeft, weten we niet, maar we weten wel welke eisen aan zangers gesteld werden en wat hun mogelijkheden waren. Bovendien is één ding zeker: een gedreven uitvoering zoals Jacobs die hier laat horen, is alleen mogelijk met een 'echte' dirigent zoals die ten tijde van Mendelssohn en Wagner op de voorgrond is getreden om zich in de twintigste eeuw te ontwikkelen tot een moderne 'interpreet'. En dat type dirigent bestond niet ten tijde van Mozart, waar bijvoorbeeld Jacobs spel met tempi, zijn felle attaques en zijn scherpe wendingen in die tijd tot een praktische onmogelijkheid moet hebben gemaakt. Zelfs een 'simpele' aria als Annio's 'Torna' (begin II) wordt op die manier al een voorbeeld van 'dirigenten-interpretatie'. Met andere woorden: we hebben hier een uitvoering die in klank misschien heel authentiek is, maar die in stijl een typisch voorbeeld is van een uiterst modern soort muziektheater, helemaal opgebouwd vanuit de psyche van de personages en per definitie dus in ieder geval 'post-Freudiaans'. De solisten zijn kennelijk niet alleen zorgvuldig gekozen op hun vocale kwaliteiten, maar ook op hun bekwaamheid Jacobs in zijn aanpak te volgen, niet alleen in zijn benadering van de vocale lijnen met soms verrassende momenten in dramatisch effectieve 'versieringen', maar ook in zijn dramaturgische interpretatie. Berganza en Graham waren misschien 'romiger' mezzo's dan Bernarda Fink, maar zelden is Sesto's impulsiviteit sterker overgekomen dan in haar warmbloedige interpretatie. Aangrijpend is dan de overgang naar de ingetogen opening van 'Deh, per quest'istante', dat weer afgerond wordt met de onstuimigheid die ook hier Sesto's karakter blijft beheersen. Zelden ook heeft Annio zich actiever opgesteld dan in de handen van Marie-Claude Chappuis. Dat Jacobs de personages 'actiever' maakt, minder gericht op zelfreflectie, blijkt vooral uit de Tito van Mark Padmore, uitstekend gezongen, maar toch zonder de diepgang van Burrows, Rolfe-Johnson en Langridge, terwijl de ietwat dun getimbreerde en soms ook monochrome Vitellia van Alexandrina Pendatchanska lang niet zo superieur door haar grote Rondo glijdt als sommige van haar voorgangsters. Goede bijdragen zijn er verder in de vorm van een betrouwbare Publio van Sergio Foresti en een naïeve maar ietwat bleke Servilia van Sunhae Inn. De heerlijk volle en directe opname blijft ook in de tutti opmerkelijk helder, maar erg vreemd vind ik het kunstmatig terugnemen van het orkest tijdens de herhaling van de marcia in de eerste akte. Het klinkt gekunsteld en is ook onlogisch, omdat dat 'weggewandelde' orkest twee minuten later weer keurig op zijn plaats zit om de aria van Tito te begeleiden. De uitvoering is tot de laatste maat compleet, ook in de recitatieven, maar die laatste heeft Jacobs wel hier en daar 'geretoucheerd', vooral als de muziek niet helemaal overeenkwam met de 'taalmelodie' van het Italiaans, en ook zijn hier en daar wijzigingen aangebracht in het basso continuo. Op dit punt, maar ook ten aanzien van zaken als muzikale stijl, zangstijl en libretto is het artikel van de hand van de dirigent een absolute must voor iedere geïnteresseerde. Tot slot leuk nieuws voor de sacd adepten: werkt de cd-versie al elektriserend, de sacd versie heeft het effect van een blikseminslag. Vooral de ouverture is bijzonder geschikt om zelfs al een redelijk simpele surround-istallatie te demonstreren. (Fragmenten uit La clemenza di Tito zijn te beluisteren in Opera Actueel van 19 april 2006). index |