CD-recensie
© Paul Korenhof, augustus 2020 |
Francesco Morlacchi (1784-1841), een bij velen onbekende tijdgenoot van Rossini, maakte vooral carrière als hofcomponist van de vorsten van Saksen en directeur van de Italiaanse Opera in Dresden. In totaal schreef hij ruim twee dozijn opera's, maar hij bleef slechts bekend - en dan nog alleen bij insiders - door zijn versie van Il barbiere di Siviglia. Die partituur dateert uit 1815, maar het werk ging pas in mei 1816 in première, enkele maanden na de opera van Rossini, zonder dat werk overigens serieus concurrentie aan te doen. (Voor de geïnteresseerden: een fragment uit Morlacchi's Barbiere is te vinden in Opera Rara's A Hundred Years of Italian Opera 1810-1820. Op Bongiovanni verscheen bovendien een live-opname die in het kader van het festival Opera Incanto 1989 was opgenomen in het Teatro Sociale di Amelia in Terni.) Ook deze opname van het 'romantisch melodrama' Tebaldo e Isolina, reeds in 2014 opgenomen tijdens het Rossini Festival in Wildbad, openbaart ons geen ten onrechte vergeten meesterwerk. Op een libretto van Gaetano Rossi, een in de Duitse middeleeuwen spelende 'Romeo en Julia' met een happy ending, kabbelt de muziek welluidend voort langs conventionele lijnen. Opwindend muziekdrama wordt het zelden, maar de niet al te veeleisende vocale partijen liggen aangenaam in het gehoor. Meer dan eens veerde ik bovendien op bij een verassende wending in de orkestrale begeleiding en opmerkelijk zijn ook enkele effectief geschreven koorscènes. De versie die in Wildbad op de lessenaar stond, was overigens niet die welke op 4 februari 1822 in Venetië in première ging met de laatste grote castraat, Giovanni Battista Vellutti. Het (kortstondige) succes in Italië bracht Morlacchi ertoe de partituur in 1825 ook in Dresden op de lessenaars te plaatsen met een omwerking van de castraatpartij voor een vrouwelijke alt. Daarbij had hij het werk op enkele punten ingekort en ook andere solistische partijen aangepast aan de solisten die hem in zijn 'eigen' theater ter beschikking stonden. Voor de concertante herontdekking in Wildbad werd een beroep gedaan op een zestal jonge solisten van wie alleen de mezzosopraan Laura Polverelli enige internationale faam heeft verworven. Haar sympathieke, met flair gezongen Tebaldo vormt dan ook, met het frisse en heldere orkestspel onder leiding van Antonio Fogliani, het aantrekkelijkste element van deze uitvoering. Meteen daarna mag de Boemondo (vader van Tebaldo) van de tenor Anicio Zorzi Giustiniani worden genoemd. Ook vanwege de muzikale opbouw verdienen zowel hun beider duet in het eerste bedrijf als diens aria in het tweede bedrijf vaker gehoord te worden. Aangezien het niet waarschijnlijk is dat we ooit nog een andere opname van dit werk zullen horen, is het jammer dat de Spaanse sopraan Sandra Pastrana niet helemaal recht doet aan de vrouwelijke heldin. Haar timbre klinkt soms wat spichtig, vooral in de hoogte, vooral in het eerste bedrijf bekoren haar melodische lijnen niet door jeugdige charme en ook laat haar intonatie soms te wensen over. In haar grote scène aan het begin van het tweede bedrijf komt zij echter redelijk goed uit de verf, maar om de muziek van Morlacchi ook in onze tijd het aanhoren waard te maken, is toch een zangeres met meer persoonlijkheid nodig. Afgezien van de weinig imposante Ermanno (Isolina's vader) van de bas Raúl Baglietto vullen de overigen hun rollen naar behoren in en Fogliani plaatst met het Poolse koor en het Tsjechische orkest hun aandeel in een solide muzikaal kader. De heldere opname van de SWR (Südwestfunk) versterkt de positieve indruk, maar bij de uitgave door Naxos had een cd-boekje van 20 in plaats van 16 pagina's wel kunnen zorgen voor een aangenamere lettergrootte. Dat geen libretto wordt meegeleverd, kan ik mij nog voorstellen, maar de verwijzing naar de site levert daarvan alleen de Italiaanse tekst op en geen enkele vertaling. Niet echt handig! index |
|