CD-recensie Prima la parola?
© Paul Korenhof, april 2019
|
Zoals John Eliot Gardiner jaren geleden door de wereld trok met opera's van Mozart in 'semi-stages performances' van af sprongen, zo zette hij de 450ste geboortedag van Monteverdi luister met diens bewaard gebleven muziekdrama's. Dat was op zich al een daad, maar het leidde ook tot zijn eerste opname van Il ritorno d'Ulisse in patria. Gardiner was door de jaren heen een vurig pleitbezorger voor Monteverdi (hij gaf het door hem gevormde koor zelfs diens naam), maar desondanks ging hij met een grote boog om diens voorlaatste opera heen tot de serie uitvoeringen waarvan deze nieuwe opname de neerslag is.. Achteraf beschouwd ben ik er niet rouwig om dat het zo lang geduurd heeft, zeker niet omdat zijn opname van Il coronazione di Poppea uit 1993 voor mij een grote teleurstelling werd. Na de van dramatiek geladen uitvoeringen onder Harnoncourt in Salzburg leek Gardiner's visie het summum van afstandelijke esthetiek. In niets hoorde ik de levendige sfeer van de Venetiaanse opera, alsof Italiaanse warmte schuil ging achter Britse reserves. Weliswaar schreef Monteverdi niet voor het 'commerciële' Teatro San Cassiano, maar ook in de andere theaters van de lagunenstad was het publiek volkser van samenstelling dan in steden waar de opera tot hof cultuur was uitgegroeid, en daarmee moest de componist zeker rekening houden. Aandacht voor tekst De sleutel tot deze benadering levert Gardiner zelf als hij in zijn toelichting, ondersteund door de geschriften van Marco da Galiano, teruggrijpt op een theaterpraktijk die berust op de kracht van het woord. Zang en muziek dienen slechts ter versterking van een drama waarvan de essentie ligt in de tekst en de weergave van die tekst. Om dat te bereiken werd de internationale bezetting van merendeels onbekende solisten niet alleen getraind in een idiomatische uitspraak, maar ook in optimale aandacht voor expressieve details zoals de verhouding tussen klinkers en consonanten. Het resultaat is dramatisch opvallend effectief en levert een groot verschil op met de moderne zangpraktijk. Veel zangers en dirigenten lijken zich niet meer bewust van de relatie tussen klinkers en noten, en van het feit dat medeklinkers terecht MEDEklinkers of CONsonanten worden genoemd. Essentieel voor de expressie in zang is dat meestal de klinkers 'op' de noten moeten liggen en de medeklinkers 'naast' de noten. Een volgende stap is om die medeklinkers op de juiste manier te benutten om de expressie te versterken. *) Drie bedrijven Wie sterk geïnteresseerd is in de vocale prestaties, zal zich meer thuisvoelen bij de opname van René Jacobs met Christoph Prégardien en Bernarda Fink. Gardiner's solisten stralen in hun timbres minder grandeur uit, maar wel voegen zij zich naadloos in het muzikale drama en daardoor geef ik mij volledig voor hen gewonnen. De bariton Furio Zanasi maakt Ulisse tot een man die zich aan het einde van zijn lijdensweg duidelijk moet vermannen om nog een onverwachte hindernis te nemen. terwijl de Penelope van mezzosopraan Lucile Richardot tot het laatste moment niet in de goede afloop lijkt te geloven. Het geeft hun ontroerende slotscène de glans van twee mensen die hun ellende overwonnen hebben, maar niet meer in staat zijn tot extatische jubel (hoewel ik daar Penelope toch iets toewenste van het vocale fluweel dat de jonge Fredeerica von Stade ooit in Glyndebourne voor die rol meebracht). Niet minder persoonlijkheid is te horen in de Telemaco van de fijnzinnig fraserende Poolse tenor Krystian Adam en de scherp gekarakteriseerde Iro van zijn Britse vakgenoot Robert Burt. Diens soloscène aan het begin van het derde bedrijf is een absoluut hoogtepunt waarbij het lijkt of Gardiner hem de vrije teugel laat. De waarheid zal zijn dat beiden precies weten hoe ver je in deze rol net niet té ver kunt gaan. Heel knap! De overige rollen langslopen is ondoenlijk en overbodig. Zwakke plekken zijn er gewoon niet in deze perfect gerealiseerde en in iedere scène boeiende ensemblevoorstelling. Dankzij de soms hoorbaar meewerkende zaalakoestiek ontstond een levendige live-opname, terwijl Gardiner en zijn privé-producer Idabella De Sabata daarbij een fraaie combinatie van balans en doorzichtigheid wisten te bereiken. De uitvoeringen zelf heb ik helaas gemist, maar de boxen in mijn studeerkamer hebben zelden zo'n meeslepende theaterillusie opgeleverd, en dat bij een opera die mij voordien eigenlijk nooit voor honderd procent heeft kunnen boeien. Vermelding verdient eveneens de met smaak vormgegeven uitgave als een goed leesbaara boekje op cd-formaat. ___________________ index |
|