CD-recensie
© Paul Korenhof, december 2020 |
In haar inleiding plaatst Mathilde Etienne, die in deze uitvoering overigens een mooie Proserpina zingt, La favola d'Orfeo meer in de traditie van de Renaissance dan als kenmerkend voor de aanstormende Barok. Wie de Florentijnse intermezzi uit 1589 kent, zal zich daarover niet verbazen en zelf heb ik ook iedere keer weer het gevoel dat Monteverdi's opera pas echt 'opera' wordt bij het optreden van de Messaggiera in het tweede bedrijf. Het eerste bedrijf is meer een pastoraal divertissement, muzikaal schitterend, maar wat vaag in de schildering van de liefde tussen Orfeo en Euridice. Na de scène met Caronte in het derde bedrijf zakt het drama voor mij zelfs weer in. Was er ook in die scène nog sprake van emotionele spanning, in de laatste twee bedrijven is Orfeo weer de op zichzelf gerichte zanger uit het eerste bedrijf. In haar schitterende proloog bereidde Musica ons weliswaar voor op een drama over de kracht van de muziek, maar het geheel blijft toch meer een muzikale Botticelli dan dat er iets van de dramatiek van Caravaggio in doorbreekt. Ik kan mij moeilijk aan de indruk onttrekken dat Euridice voor deze Orfeo eigenlijk alleen maar een welkome kapstok is om zo fraai mogelijk zijn eigen gevoelens aan op te hangen. Toch biedt Monteverdi's partituur voldoende ruimte voor dramatische spanning, maar dan wel in een uitvoering met solisten die stuk voor stuk een van emoties vervuld, navoelbaar karakter neerzetten. Deze door Emiliano Gonzalez Toro geleide opname, waarin hij zelf de titelrol zingt, lijkt zich echter te concentreren op de muzikale aspecten. Daarbij overheerst ook in die zin de sfeer van de Renaissance, dat het accent meer op symboliek en stilering schijnt te liggen dan op de 'affetti' (Affekten). Tekenend voor die benadering is dat de vocale lijnen opvallend sober worden gehouden. Die houding laat Gonzalez Toro zichzelf als zanger echter doorbreken in een virtuoze versie van 'Possente spirto', terwijl hij zich ook een sterk emotionele reactie op Caronte's 'Ben mi lusingha' veroorlooft. Het dient echter gezegd dat hij daarmee voor enkele fraaie, ook dramatisch overtuigende momenten zorgt, al vroeg ik mij soms af of zijn zang niet net iets geciseleerder had kunnen klinken als niet zijn eigen dirigent was geweest. De uitvoering laat jammer genoeg enkele wensen onvervuld bij de belangrijkste vrouwelijke solisten. Zo is de sopraan Emöke Baráth als Musica wat hard van klank en weinig genuanceerd in haar kleuring, terwijl haar Euridice niet helemaal de betoverende jonge bruid uitstraalt. In de zang van de mezzosopraan Natalie Pérez hoor ik meer charme, maar juist haar Messaggiera had meer persoonlijkheid en zeker ook meer emotie kunnen gebruiken. Dat laatste geldt bij de heren overigens ook voor de Caronte van de lichte bas Jérôme Varnier. Ondertussen komt Gonzalez Toro als dirigent met I Gemelli tot een muzikaal aantrekkelijke en verzorgde weergave. Een nadrukkelijk langzaam 'Possente spirto' wordt daarin ook door het tempo benadrukt als het centrale moment, maar meestal kiest hij tamelijk vlotte tempi; de opening kwam bij eerste beluistering zelfs iets te vlot op mij over. Al met al geef ik echter de voorkeur aan een uitvoering met meer levendigheid, meer drama en vooral meer emotie. Ik kan me ook niet voorstellen dat Monteverdi's tijdgenoten er niet iets meer 'affectkleuren' in zouden hebben gebracht. Ondanks het plastic doosje is het verder een aantrekkelijke uitgave, esthetisch fraai tot in de gekozen lettertypes en met zorg omgeven tot in de papierkeuze voor het cd-boekje. Ook hier echter weer een opmerking over de leesbaarheid, vooral van de noten bij het libretto waarvoor wel een heel pietepeuterige letter is gekozen. Ook zou handig zijn geweest als op de cd's behalve de naam Monteverdi eveneens de aanduiding cd1 en cd2 met zwarte inkt gedrukt was.
index |
|