CD-recensie

 

© Paul Korenhof, juni 2024

Monteverdi: L'Orfeo

Julian Prégardien (Orfeo), Gwendoline Blondeel (La Musica, Euridice), Marie Perbost (Ninfa, Proserpina), Eva Zaïcik (Messaggiera, Speranza), Cyril Auvity (Apollo, Eco, Pastore, Spirito), Luc Bertin-Hugault (Plutone, Pastore, Spirito), Luigi De Donato (Caronte, Spirito), Vlad Crosman (Pastore, Spirito), Paul Figuier (Pastore)
Les Épopées
Dirigent: Stéphane Fuget
Château de Versailles CVS103 (2 cd's)
Opname: Versailles, 17-22 oktober 2022 & 11-13 september 2023

 

Op 11 juni overleed, 93 jaar oud, de Zwitserse tenor Eric Tappy, een van de grote Mozart-tenoren uit de tweede helft van de vorige eeuw en een specialist voor het Franse repertoire (zijn beide opnamen van Debussy's Pelléas zijn minstens zo maatgevend als die van de Franse baryton-martin Jacques Jansen). Bij het Nederlandse operapubliek werd hij bekend door zijn Idomeneo in 1970 (met Elly Ameling als Ilia) en vooral door de titelrol in de door Raymond Leppard voor Glyndebourne vervaardigde bewerking van Cavalli's L'Ormindo, na de première in 1970 gedurende enkele seizoenen een van de grote successen van de Nederlandse Operastichting.

Internationaal werd Eric Tappy vooral bekend door ook op televisie uitgezonden Nerone in de Monteverdi-cyclus van Harmoncourt en Ponnelle in Zürich, maar zijn echte doorbraak vond al in 1968 plaats dankzij een bij Erato verschenen uitgave van L'Orfeo . Die opname met het Ensemble Vocal et Instrumental de Lausanne onder leiding van Michel Corboz, musicologisch baanbrekend in de beginperiode van het 'authentiek musiceren', koester ik nog steeds, ondanks alle sindsdien veranderde inzichten (en soms dankzij …). Maar de grote aantrekkingskracht ligt voor mij nog altijd in de krachtige titelrol van Tappy, even viriel en tegelijk ook doortrokken van lyriek als zijn gloedvolle Tamino onder Levine in Salzburg en zijn dito Ormindo onder Montgomery bij DNO.

In bezetting verschilt de nieuwe uitgave uit Versailles met 30 instrumentalisten en 17 koorleden weinig van die van Corboz met 29-23, waarbij het koor hier weliswaar kleiner is, maar ook minder homogeen klinkt. Ondanks alle nieuwe inzichten en de veelgeprezen digitale opnametechniek (waarover de meningen kunnen verschillen) is de totaalklank hier echter compacter en donkerder, en dat verschil lijkt nog groter als ik er opnamen onder Harnoncourt, Savall en Gardiner naast leg. Vooral mis ik echter de zon in de muziek, het theatrale, sprankelende en veelkleurige van de Italiaanse renaissance, merkwaardige genoeg vooral tijdens de feestelijke openingsscènes, terwijl het drama juist in de wanhoop en de verstilling van de laatste drie bedrijven beter op gang lijkt te komen.

Of dat gebrek aan sfeer samenhangt met het feit dat de opname verspreid over twee perioden met een tussenruimte van bijna een jaar tot stand kwam, valt niet te beoordelen. Ik moet ook bekennen dat ik te weinig weet over dirigent Stéphane Fuget om iets zinnigs te zeggen over zijn mogelijk gebrek aan gevoel voor theater. Evenmin ben ik onverdeeld enthousiast over de bijdragen van de solisten. Er wordt over het algemeen goed en kundig gezongen, zij het niet altijd even fraai van klank en intonatie, en soms brengt dat iets meer leven in de brouwerij, bijvoorbeeld bij de levendige Musica van Gwendoline Blondeel, en de Messaggiera van Eva Zaïcik die hier echt klinkt als een wanhopige vriendin van Euridice en niet als een voorloopster van Wagner's Erda.

De echte aantrekkingskracht ligt in de titelrol van de tenor Julian Prégardien, lichter en lyrischer van klank dan Tappy, introverter ook in zijn interpretatie, maar minstens zo bezield en overtuigend, en daarbij een meester in het hanteren van diminuendi. Zijn 'Rosa del ciel' in het eerste bedrijf is al een klein juweeltje en zijn 'Possente spirito' (cd 2, track 2-7) blijkt een fascinerend staaltje vocalistiek. Meteen daarna wekt het ouwelijke timbre van Luigi De Donato bij mij echter niet het vertrouwen waardoor ik met een gerust hart bij deze Caronte in het bootje zou stappen.

De presentatie met uitvoerig toelichtingen beantwoordt aan het niveau dat we inmiddels van Château de Versailles gewend zijn. De indeling van de cd's komt echter ietwat onbeholpen over. Met een totale lengte van 110 minuten had het geen probleem moeten zijn alle bedrijven afgerond te presenteren, maar desondanks werden de eerste acht minuten van het derde bedrijf op de eerste cd geplaatst. Dat leidde tot een verdeling van de muziek in 59-51 minuten, terwijl het anders 51-59 zou zijn geweest. Wie het begrijpt, mag het mij uitleggen.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links