CD-recensie
© Paul Korenhof, november 2023 |
Paria, Moniuszko's zesde en laatste voltooide opera uit 1869, kan als drama alleen serieus worden genomen binnen de romantische affiniteit voor het exotisme. Welke paria met de titel bedoeld wordt, is trouwens niet duidelijk. Het kan de held Idamor zijn, een heldhaftige strijder van onbekende afkomst die op het punt staat te trouwen met Neala, de dochter van de hogepriester van Brahma. Het kan echter ook Jares zijn, een paria die tijdens een scène in de proloog dankzij de bemiddeling van Idantor niet gelyncht wordt. Tijdens de huwelijksceremonie van Idantor en Neala begaat Jares dan de fout zich bekend te maken als Idamor's vader en zijn zoon te beschuldigen van hypocrisie door zijn afkomst te verbergen. Dat dreigt Jares' dood te worden en in zijn woede over het lot dat zijn vader bedreigt, maakt hij zich bekend als diens zoon, een paria dus. Die bekentenis moet hij met de dood bekopen, terwijl Neala, als zij weigert zich van hem te vervreemden, door haar vader Akebar wordt verstoten. Het betekent dat ook zij vanaf dat moment een paria is en samen met Jares verlaat zij de gemeenschap waarvan zij tot dat moment deel uitmaakte. Moniuszko vertaalde dit gegeven - naar een Frans toneelstuk van Casimir Delavigne - in een klein soort 'grand opéra' met sterke hoofdrollen voor Idantor (een tenor natuurlijk) en Neala (sopraan) en een mooie baritonrol voor Jares of Dzares, Idamor's paria-vader. Desondanks sloeg de opera in Polen niet aan en het schijnt dat Moniuszko zich daar zelf indertijd nogal over verbaasd heeft. Mij verbaast het minder. Het gegeven sluit weliswaar aan bij het exotisme dat op het hoogtepunt van de Romantiek bijzonder in de mode was, maar als muziekdrama moet Paria het toch meer hebben van de muziek zelf en van de schilderachtige tableaux dan van het dramatisch conflict. Nog sterker speelde vermoedelijk mee dat Polen toen, zoals meerdere Midden-Europese landen, in een identiteitscrisis met sterke nationalistische tendensen verkeerde, en een liefdesdrama op basis van Indiase sociale structuren sluit daar totaal niet bij aan. Zo'n werk kon succes hebben in Frankrijk of Engeland, maar sloot duidelijk niet aan bij de belangstelling van het publiek in Polen (en zou het waarschijnlijk ook in landen als Hongarije of Litouwen niet hebben gedaan). Aan de andere kant zou het best kunnen zijn dat het werk het nu in (bijvoorbeeld) ons land beter zou doen dan Moniuszko's 'echt Poolse' opera's als Halka of Straszny dwór. In ieder geval heb ik met deze opname uit Poznan een paar aangename uren beleefd. Het niveau van een Franse opera in dezelfde sfeer als Padmavati van Albert Roussel heeft Paria niet, maar het werk is wel bijzonder toegankelijk en zou in een ZaterdagMatinee geen slecht figuur slaan. Muzikaal hoogtepunt vormen de koorscènes die op deze cd's door Jacek Kaspszyk en het ensemble van de Opera in Poznan indrukwekkend worden neergezet, maar in één adem daarmee moet Iwona Sobotka worden genoemd. Met haar warme spinto-sopraan laat zij Neala uitgroeien tot een karakter dat doet denken aan Janácek's Jenufa en dat vertolksters van hetzelfde niveau verdient. Naast haar klinkt de Idamor van Dominik Sutowicz ondanks diens krachtige vertolking aanvankelijk wat tweedimensionaal; het lijkt of hij als karakter pas tijdens het liefdesduet aan het begin van het tweede bedrijf tot leven komt. Een mooie karakterrol, hier door de bariton Stanislaw Kuflyuk ook uitermate sympathiek vertolkt, is zijn vader Jares, maar Neala's vader, de hogepriester Akebar, blijft een beetje in de goede bedoelingen steken, ondanks een imposante slotscène waarin hij zijn dochter beschermt tegen het fanatisme van zijn volgelingen door haar officieel te verbannen. De opname, verzorgd door CD Accord, klinkt vol en warm, maar de toelichting en de synopsis, overgenomen uit het programmaboek van de Opera van Poznan, zijn wel afgedrukt in het van Naxos bekende kleine lettertje. (Een printer die bij het kopiëren pagina's vertaalt naar het formaat van het papier, kan hierbij erg handig zijn.) index |
|