CD-recensie
© Paul Korenhof, augustus 2024 |
Blijkens het cd-boekje was het Palazzetto Bru Zane vorig jaar betrokken bij de concertante uitvoering van Le Prophète, de opera waaraan Meyerbeer en zijn tekstdichter Eugène Scribe in 1838 begonnen om het succes van Les Huguenots een vervolg te geven. Anders dasn we van Bru Zane gewend zijn, blijft echter onduidelijk wat we hier precies horen. Uit de toelichting komen we op dit punt weinig meer te weten dan dat een eerste partituur in 1841gereed was, maar dat de première door allerlei omstandigheden pas op 16 april 1849 plaatsvond. In de tussenliggende jaren is de partituur echter diverse malen herzien en zelfs had ik bij het beluisteren van deze cd's ten minste drie verschillende versies van het libretto tot mijn beschikking. Slechts een klein deel van de verschillen betrof coupures en ondanks een speelduur van drie en een half uur, is ook deze opname daarvan beslist niet vrij (enkele zijn zelfs ingrijpend). Andere verschillen betroffen tekstversies met waarschijnlijk ook muzikale varianten die ik helaas niet kon herleiden, aangezien mijn klavieruittreksel een incomplete Duitse versie bevatte. De van Bru Zane gebruikelijke expertise heb ik hier node gemist en bij deze eerste officiële opname sinds die van CBS uit 1975 is dat heel jammer. Jammer blijft overigens dat die opname van CBS niet werd gemaakt met de jonge Plácido Domingo: een later gemaakte live-opname met Agnes Baltsa uit Wenen toont dat hij er ideaal voor was geweest, terwijl James McCracken mij nooit heeft kunnen overtuigen. Het was echter niet alleen zijn vertolking die maakte dat ik die uitvoering weinig beluisterd heb, hoewel Le Prophète in zijn totaliteit wellicht het meest vooruitstrevende werk van Meyerbeer, met muzikale en instrumentale effecten waar een collega als Saint-Saëns enthousiast op reageerde. Het zou mij ook niet verbazen als de basklarinet die in het vierde bedrijf de verholen emoties van Jean en Fidès ondersteunt, in Verdi's gedachten meespeelde, toen hij de scène van Amneris in het laatste bedrijf van Aida uitwerkte. Ook theatrale gooit Le Prophète hoge ogen en het tafereel in de kathedraal van Münster (IV, 2) doet zelfs weinig onder voor het nog net iets effectievere vierde bedrijf van Les Huguenots. Bij alle dramatische en muzikale kracht bezit de muziek van Les Huguenots in de solistische partijen echter een emotionaliteit en een herkenbaarheid die vragen om identificatie of op zijn minst het aristoteliaanse 'medelijden', maar daaraan ontbreekt het hier een beetje. Jean, zijn moeder Fidès en zijn geliefde Berthe hebben prachtige muziek te zingen, waarbij de rol van Jean in de finale van het derde bedrijf voor een verdiaanse climax zorgt, maar zij worden slechts bij vlagen karakters die uitnodigen om met hen mee te leven. Halverwege de vorige eeuw golden de opera's van Meyerbeer als achterhaald en oppervlakkig amusement, maar geleidelijk kwam daarin verandering, vooral door een herwaardering van de muzikale en theatrale aspecten. Inmiddels lijken we ook het libretto door een andere bril te zien. Onbekend is of Scribe zich bij het schrijven heeft laten leiden door revolutionaire ideeën, door het beeld van een volksmenner die zich opwerpt als nieuwe Heiland, of door het gevaar van fanatisme en opgezweepte massa's, maar een feit is wel dat juist die elementen htt werk een opvallende actualiteit verlenen. Dat wil overigens niet zeggen dat het libretto een dramatisch meesterwerk is. Het verhaal rammelt en de karakters zijn beslist niet altijd overtuigend. Ook de Leidse kroegbaas die als leider van de wederdopers in Münster een ware terreur uitoefent, komt ondanks (lichte) overeenkomsten met het historische personage weinig geloofwaardig over, misschien zelfs doordat Scribe te veel gepoogd heeft fictie met feiten te combineren. Even ongeloofwaardig is de schurkachtige graaf Oberthal uit Haarlem die in het libretto samenvalt met de toen regerende bisschop van Münster. Bijzonder vreemd is in dit verband de hier gecoupeerde scène waarin Oberthal het kamp van de bij Münster gelegen wederdopers binnensluipt. Juist door die coupure roept de daarop volgende, niet gecoupeerde scène waarin hij door Jean herkend wordt, echter nog meer vraagtekens op. Minstens zo absurd is dat het eveneens uit de huidige bollenstreek afkomstige meisje Berthe in het laatste bedrijf geholpen blijkt te zijn door een grootvader die - heel toevallig! - een van de wachters in het paleis in Münster is. Twee coupures die de structuur van het werk aantasten, betreffen het eerste tafereel van het vierde bedrijf, waarin Fidès op een plein in Münster een ontmoeting heeft met Berthe. De koorscène aan het begin en die tussen de soloscène van Fidès en haar duet met Berthe zijn volledig geschrapt, waardoor een in de dramatische lucht hangende combinatie van een aria en een duet overblijft, waardoor dit tafereel bovendien zijn theatrale functie als opstapje naar de nog grotere volksscènes in de kathedraal van Münster verloren heeft. Wat overblijft is echter muzikaal wel heel sterk. Hoe Fidès in Münster terechtkomt, blijft een raadsel, maar haar confrontatie met de wanhopige Berthe zorgt voor een scène die iedere zaal met operaliefhebbers in vuur en vlam moet zetten. Zeker met vertolksters als de mezzosopraan Elizabeth DeShong en de sopraan Mané Galoyan! Ook de begeleiding door het London Symphony Orchestra verdient alle lof, maar dat geldt de hele uitvoering, inclusief natuurlijk het voor Parijs verplichte ballet in het derde bedrijf. Niet alleen vanwege de kwaliteiten van het orkest, maar meer nog vanwege de directie van Mark Elder, momenteel dé specialist voor het romantische operarepertoire en daarbij een dirigent die garant staat voor bezieling, een theatrale benadering en een verzorgde afwerking van zowel het instrumentale als het vocale aandeel. Ook daarom blijft dit een belangrijke uitgave uitgave met ondanks alle coupures nog altijd 3 uur en 25 minuten muziek van een belangrijk werk dat in de catalogus volledig afwezig was. De belangrijkste solistische bijdrage komt natuurlijk van de tenor John Osborn die alle vocale problemen van de titelrol moeiteloos overwint en in karakterisering en tekstbehandeling een niveau bereikt waaraan McCracken niet kan tippen. De laatste bezat echter wel een flinke dosis individualiteit en dat mis ik toch een beetje in de zang van Osborn. Hoe fraai deze tenor ook zingt. zijn timbre herken ik nooit al bij de eerste tonen, zoals dat wel gebeurt bij veel andere tenoren, waarschijnlijk vooral doordat het hem enigszins ontbreekt aan breedte en kleuring in het middenregister.. Uitmuntend zijn ook de beide dames met voorop Elizabeth DeShong, een fenomenale zangers met een fraai timbre, een bezielde voordracht, een grote muzikaliteit en een uitmuntende techniek in een rol die werd geschreven voor de legendarische Pauline Viardot. Haar zang mist de persoonlijkheid van Marilyn Horne, maar dat neemt niet weg dat haar grote soloscène aan het begin van het vijfde bedrijf, naar het einde toe overladen met perfect gerealiseerde coloraturen, met het eerder genoemde duet met Berthe tot de vocale hoogtepunten van deze uitgave behoort. Jammer genoeg heeft Berthe, wier liefde voor Jean uitloopt op zo'n desillusie dat zij zelfmoord pleegt, in de partituur minder karakter gekregen dan bijvoorbeeld Valentine in Les Huguenots, en het is daarom begrijpelijk dat Meyerbeer op verzoek van de creatrice van deze rol een extra aria schreef in het eerste bedrijf. Desondanks wordt haar rol eigenlijk pas in de laatste twee bedrijven een beetje evenwaardig aan die van de beide andere protagonisten. Met een heldere stem en zang die weet te ontroeren door een directe emotionaliteit, integer en zonder enige opsmuk, zet Mané Galoyan echter vanaf het eerste moment een geloofwaardig personage neer, culminerend in een ontroerende sterfscène. Muzikaal en emotioneel is het een van de mooiste scènes van de hele partituur, theatraal ook bijzonder effectief, en het is onbegrijpelijk dat Renata Scotto indertijd bij de CBS-opname juist hier met een met een coupure geconfronteerd werd! De basbariton Edwin Crossley-Mercer maakt van de boze graaf Oberthal wat ervan te maken valt, het trio opportunistische anabaptisten is met de bas Guilhem Worms en de tenoren James Platt en Valerio Contaldo uitstekend bezet, en we horen verder voortreffelijke bijdragen van het operakoor uit Lyon. De opname (live maar zonder publieksgeluiden) heeft de breedte en de helderheid die voor deze muziek nodig zijn en de hybride cd's gaan vergezeld van een stevig geplakt boekje van 160 pagina's met het libretto (Frans-Engels), toelichtingen en biografieën. Niet helemaal correct is de synopsis, die zelfs suggereert dat we aan het begin van het vierde bedrijf wel de gecoupeerde volksscènes horen. index |
|