CD-recensie
© Paul Korenhof, juni 2023 |
Helaas komt het 19de-eeuwse Italiaanse repertoire bij DNO niet veel verder dan één werk van Verdi, Donizetti en/of Rossini per jaar, en vaak ook nog in ensceneringen die doen verlangen naar een concertante uitvoering. Zelfs Bellini doet niet meer mee en we moeten ons onderhand gaan afvragen of dit beleid geen desastreuze invloed heeft op de totale operacultuur in ons land. De ervaring heeft geleerd dat het grootste deel van de echte en fanatieke operaliefhebbers - niet alleen hier maar internationaal - gevormd wordt door de kennismaking met het Italiaanse repertoire! Al met al is het dus geen wonder dat steeds minder operaliefhebbers opveren bij de naam van Saverio Mercadante (1795-1870), de vijfde Italiaanse componist uit de eerste helft van de 19de eeuw. Hoewel zij in leeftijd slechts een paar jaar scheelden, was Mercadante muzikaal echter duidelijk van een latere generatie dan Rossini. Zijn opera's tonen meer overeenkomsten met die van Donizetti en onder invloed van met name Meyerbeer ging later bewust meer aandacht aan het orkest besteden. Overzien we het oeuvre van Mercadante, die tussen 1819 (L'apoteosi d'Ercole) en 1866 (Virginia) circa veertig opera's schreef, dan zien we onder meer dat de aria's geleidelijk aan belang inboeten ten gunste van de ensembles. Bovendien zijn de aria's en duetten meestal wel nog afgeronde nummers, maar zij worden steeds meer opgenomen in een scène waarin zij in feite een dialoog aangaan met het koor en/of andere solisten. Ook zien we een sterkere dramatische functie van de concertato-finales, waarvan er in Il proscritto zelfs twee te vinden zijn, aan het lot van zowel het eerste als het tweede bedrijf. Gevoel voor muziekdramatisch effect (en voor de wensen van het toenmalige publiek!) kan Mercadante niet ontzegd worden. De opbouw van zowel de scènes, herhaaldelijk een vijfdelige variant op de solita forma, als de concertati toont een climaxwerking die aan de jonge Verdi doet denken, maar in Il proscritto uit 1842, een jaar vóór Verdi's Nabucco, komt zijn schrijfstijl wel beduidend minder geraffineerd over dan die van zijn twintig jaar jongere collega, alsof hij het effect meer zoekt in tempo en dynamiek dan in kleuring en sfeer. Merkwaardig genoeg komen de serieuze opera's van met één been in de 18de eeuw staande Rossini als muziekdrama's moderner over dan Mercadante's muzikaal vooruitstrevende Il proscritto. Dat werk toont ook de zwakte van Mercadante, die voor het theater weliswaar bijzonder effectieve muziek schreef, maar die minder sterk overkomt op het punt van dramatische ontwikkeling, zowel in de handeling als in de karaktertekening. In dit geval hangt dat zeker samen met het libretto van Salvatore Cammarano, een bewerking van Le Proscrit van Frédéric Soulié en Timothée Dehay's, waarbij om problemen met de censuur te voorkomen, de handeling verplaatst was van het Frankrijk van 1816 naar Schotland in de tijd van Cromwell. In dit verhaal, dat doet denken aan Bellini's Il pirata en I puritani, maar soms ook aan Donizetti's Lucia di Lammermoor (waarvoor Cammarano eveneens het libretto schreef), is de 'vogelvrije' titelheld de royalist Giorgio Argyll die na een scheepsramp vermist werd, waarna zijn bruid Malvina door haar familie werd uitgehuwelijkt aan de republikein Arturo Murray. Als Giorgio onverwacht weer boven water komt, blijkt zijn hoop op een hereniging ijdel. Niet alleen is Malvina inmiddels met Arturo getrouwd, maar zij blijkt ook van hem te houden. Als de beide mannen toch om haar willen duelleren, maakt zij rigoureus een einde aan dit conflict door zelfmoord te plegen. De aanpassingen van Cammarano, die de vijf bedrijven tot drie inkortte, leverde echter een opera op met vooral in de eerste helft veel losse scènes met daartussen grote gaten. Dat vinden we in meer opera's, maar dan vooral in werken uit de 18de eeuw, waar dit geen probleem vormde. Het op de mythologie of historische gebeurtenissen gebaseerde verhaal van de gemiddelde opera seria draaide immers niet om de handeling, maar om de manier waarop de emoties ('Affekte') in muziek en zang werden uitgedrukt. Daarom werden ook verhalen gekozen die algemeen bekend waren (soms was hetzelfde libretto al door meerdere componisten gebruikt), waardoor het publiek de gaten in de handeling moeiteloos kon invullen. Wat Il proscritto vooral fataal werd, was echter het verzet tegen de 'on-Italiaanse' hervorming die Mercadante voorstond en in combinatie met de groeiende populariteit van Verdi leidde dit tot de totale verwaarlozing van zijn oeuvre. In de tweede helft van de vorige eeuw kwam daarin verandering met de herontdekking van met name Elisa e Claudio (1821), Il giuramento (1837) en Il bravo (1839), en Opera Rara schonk ons diverse opnamen van nog minder bekende werken. Il proscritto bleef echter onder het stof rusten tot dirigent Carlo Rizzi, artistiek directeur van Opera Rara, enkele jaren geleden de partituur in een Napolitaans archief terugvond. Zijn enthousiasme voor vooral de beide concertati leidde vorig jaar tot concertante uitvoeringen in het Londense Barbican en de nu verschenen cd-uitgave. De dramatische kracht van de muziek is inderdaad onmiskenbaar. Als drama rammelt Il proscritto hier en daar flink, vooral in de uit losse scènes opgebouwde eerste akte, maar iedere scène op zich is in staat een ZaterdagMatinee in vuur en vlam te zetten. Rizzi blijkt daarbij niet alleen een stuwende kracht, maar ook een dirigent met gevoel voor de sterk orkestrale aanpak van Mercadante. Dat resulteert hier in uitstekend ensemblespel met onder meer enkele fraaie blazerssoli van de Britten Sinfonia. En het omvangrijke, opmerkelijk 'Italiaanse' aandeel van het ad hoc geformeerde Opera Rara Chorus doet daarvoor niet onder. Vreemd genoeg hebben Cammarano en Mercadante geen echte hoofdrol weggelegd voor Malvina. Wel heeft zij een paar grote duetten die sterk aan Donizetti en soms aan Verdi doen denken, maar een echte aria ontbreekt, zelfs bij haar wat abrupte zelfmoord. De Amerikaanse Irene Roberts lijkt ook niet echt de belcantospecialiste voor dit repertoire. In de hogere regionen klinkt haar mezzosopraan mooi helder maar met weinig persoonlijkheid, maar haar laagte komt soms wat hol en metalig over. In de bescheiden rol van haar intrigerende moeder is Sally Matthews een luxe-bezetting, maar het echte vrouwelijke vuurwerk komt van de mezzosopraan Elizabeth DeShong als Malvina's broer Odoardo. In haar duet met Malvina blijkt zij zonder meer de sterkste persoonlijkheid en haar virtuoze scène met het koor in het tweede bedrijf blijkt een kwartier vuurwerk van de eerste orde. Evenals bij Mercadante's Il bravo staan bij Il proscritto twee tenoren in het centrum, beide met soloscènes, maar natuurlijk ook met een stevig, twaalf minuten durend duet als opening van het tweede bedrijf. Giorgio Argyll, Malvina's eerste echtgenoot, is in handen van de Mexicaan Ramón Vargas, lang geleden bij de Reisopera een onvergetelijke Fenton. Hier blijkt hij wederom uitgegroeid tot een geroutineerde tenor voor het zwaardere repertoire, technisch solide en met een zangstijl vol élégance, een uitmuntende frasering en een smeuïgheid die het door hem uitgebeelde personage meteen sympathiek doet overkomen. Zijn rivaal Arturo Murray, wordt gezongen door zijn jonge Peruviaanse collega Iván Ayón-Rivas, leerling van legendarische landgenoten als Luigi Alva en Juan Diego Flórez, en winnaar van twee prijzen bij de Operalia 2021. Bij de eerste beluistering van zijn openingsscène kwam hij een beetje scherp op mij over, maar kennelijk is zijn stem er een waaraan je even moet wennen. Toen ik daardoorheen was, heb ik met volle teugen genoten van de frisheid, de jeugdigheid en het technische gemak waarmee hij zijn partij gestalte geeft. En zijn duet met Vargas is zonder meer een hoogtepunt! Verder kan ik bij deze uitgave van Opera Rara in herhalingen vervallen: uitmuntende opname, een fraai geïllustreerd en in alle opzichten zeer leesbaar cd-boekje, en een verzorgde presentatie in een schuifcassette met een minimale hoeveelheid plastic. En gelukkig werden bij deze uitgave ook biografieën van de uitvoerenden in het cd-boekje opgenomen. index |
|