CD-recensie
© Paul Korenhof, oktober 2022 |
Stendhal was bijzonder enthousiast over de 59ste van de 71 opera's van Giovanni Simone (Johann Simon) Mayr (1763-1845), die in 1814 tijdens het carnavalsseizoen in Napels in première ging, en Meyerbeer werd er door een voorstelling in de Scala in 1816 door geïnspireerd tot zijn Emma di Resburgo op hetzelfde gegeven (1819). Desondanks verdween de arme Elena snel onder het stof en waarschijnlijk was de door Naxos uitgebrachte uitvoering in Neuburg de eerste sinds die in Florence in 1819. Dirigent Franz Hauk, die zich heeft leren kennen als een fanatiek pleitbezorger voor de muziek van de in Mendorf (Oberbayern) geboren Mayr, is in zijn toelichting helaas niet helemaal duidelijk over de door hem gebruikte partituur. Hij vermeldt wel dat in zowel Milaan als Florence wijzigingen werden aangebracht (mogelijk ook door anderen dan de componist), dus vermoedelijk heeft hij zich zoveel mogelijk gehouden aan de originele partituur. Wel weten we dat de gesproken dialogen bij de voorstellingen in het Teatro dei Fiorentini in Napels in de Scala vervangen werden door de recitatieven die we eveneens in deze opname horen. De bron voor het libretto van Andrea Leone Tottola was dat Héléna. een opéra-comique van Méhul uit 1803 op een tekst van Jean Nicolas Bouilly die ook aan de wieg stond van Beethoven's Fidelio. Meer dan een vrouw in mannenkleren, een onterechte aanklacht en een happy ending hebben deze werken echter niet gemeen. In de handen van de in dat genre ervaren Tottola werd Elena zelfs een onvervalste 'opera semiseria' met in de loop van het werk steeds sterkere humoristische elementen. Eigenlijk kabbelt het verhaal een beetje door, maar tegen het einde ontstaat toch een zekere mate van dramatische spanning. Op bijzonder hoog niveau staat zonder meer de tien minuten durende scène, kort vóór de finale, met het sextet dat Stendhal beschreef als 'het werk van een genie'. Als geheel is het verhaaltje over een man en een vrouw die beide in vermomming op zoek zijn naar elkaar en hun verloren zoon, echter behoorlijk rommelig en de door Hauk zelf geschreven synopsis maakt de zaken niet altijd duidelijker. Schuiven we alle dramaturgische bezwaren terzijde en bekijken we het werk scène voor scène op zijn muzikale merites. dan blijkt Elena een alleraardigste opera uit de overgangsperiode van Cimarosa en Paisiello naar Rossini. De ouverture is een leuke, kleurrijke binnenkomer, maar bij het openingskoor blijkt dat Hauk de verdeling van de zangpartijen ietwat aan zijn mogelijkheden heeft aangepast. Volgens het libretto zien we een aantal boeren die onder het werk een lied in drie delen zingen, waarbij steeds een strofe van twee zangers wordt gevolgd door een herhaling door de hele groep. Die extra solisten kon Hauk zich kennelijk niet veroorloven, en dus zingt de volledige herensectie van het Simon Mayr Koor de eerste twee strofen en pas bij de derde, met een inzet voor de zusjes Anna en Ernesta horen we de afwisseling van solostemmen en koor die Mayr voor ogen stond. Het zij zo. Laten we blij zijn dat we deze opname hebben, want al is Elena geen meesterwerk, het is onderhoudend muziektheater, kleurrijk geïnstrumenteerd en hier uitgevoerd in een vlot tempo. Het enige echte minpuntjes vormen de recitatieven, die soms met twee tot vier minuten een beetje aan de lange kant zijn, en die ook best met meer tempo gezongen hadden kunnen worden. Hoe 'veritaliaanst' de Beier Mayr op zijn 51ste al was, blijkt vooral uit de uitstekend geschreven maar toch niet al te veeleisende zangpartijen waarmee goede belcantozangers een zaal operaliefhebbers zeker enthousiast kunnen maken. In de beide hoofdrollen horen we de charmante, technisch begaafde lyrische sopraan van Julia Sophie Wagner als gravin Elena die onder de naam Riccardo op zoek is naar haar echtgenoot en naar haar zoontje Adolfo, dat zij op de vlucht boor haar vervolgers had achtergelaten op het bedrijf van Carlo, die het onder de naam Paolino met alle zorg heeft opgevoed. Op hetzelfde niveau staat de bas Ochoa als haar echtgenoot Costantino, die ooit met vrouw en kind zijn graafschap moest ontvluchten omdat hij ten onrechte beschuldigd werd van de moord op zijn vader. Ochoa blijkt een Duitse basbariton, slank en fraai gepolijst van timbre met een belcantotechniek die zijn met veel flair gezongen aria aan het slot van de eerste cd tot een van de hoogtepunten van deze uitvoerig maakt. In de half-komisch rol van Carlo, een rol die in een opera seria onmisbaar is, horen we de ietwat droge maar technisch uitstekende en met de stem acterende bas Niklas Mallmann, terwijl de tenor Markus Schäfer overtuigt als Edmondo, de zoon van de inmiddels overleden booswicht die Costantino en Elena verdreven heeft. Ook de kleinere rollen zijn adequaat bezet, met onder meer de frisse lyrische sopraan Mira Graczyk als het inmiddels uit de kluiten geschoten zoontje Adolfo. Tot slot wel een waarschuwing: op het gebied van leesbaarheid heeft Naxos met het 'cd-boekje' bij deze uitgave het voorlopige dieptepunt bereikt: 44 regels op 11 centimeter, wat neerkomt op 2,5 mm per regel en een letterhoogte van iets meer dan een millimeter. (De standaard letter van de NRC is bijna twee keer zo groot.) En als Naxos dan nog zo vriendelijk was de teksten op internet te plaatsen, maar daar vinden we alleen de rolverdeling, de tracking en het libretto (met daarin gelukkig wel de tracknummers). Wie de synopsis en de toelichting wil lezen en geen jeugdige ogen meer heeft, zal dus enige moeite moeten doen.Wel vermeldt het cd-boekje een (nog kleiner afgedrukte) link naar het libretto in het Italiaans en het Duits, maar ook na contact hierover met Naxos blijkt die nog steeds niet te werken. index |
|