CD-recensie

 

© Paul Korenhof, november 2023

Massenet: Ariane

Amina Edris (Ariane), Kate Aldrich (Phèdre), Jean-François Borras (Thésée), Jean-Sébastien Bou (Pirithoüs), Julie Robard-Gendre (Perséphone), Marianne Croux (Eunoé, 1re Sirène), Judith van Wanroij (Chromis, Cypris, 2e Sirène), Yoann Dubruque (Le Chef de la Nef, 1er Matelot), Philippe Estèphe (Phéreklos, 2e Matelot)
Koor van de Bayerische Rundfunk
Münchner Rundfunkorchester
Dirigent: Laurent Campellone
Palazzetto Bru Zane BZ 1053 (boek met 3 cd's)
Opname: München, 27 & 29 jan. 2023

 

Het blijkt niet uit het repertoire van DNO (en trouwens evenmin uit dat van de Reisopera en de ZaterdagMatinee), maar Jules Massenet (1842-1912) is echt de belangrijkste en meest gespeelde Franse operacomponist uit de tweede helft van de 19de en het begin van de 20ste eeuw. Terecht dus dat Palazzetto Bru Zane ook minder bekende opera's van hem hernieuwde aandacht geeft en na Thérèse (ES 1011) en Le Mage (ES 1013) is nu de beurt aan Ariane, een werk dat op 31 oktober 1906 in de Opéra in première ging maar nooit is doorgebroken.

Een eerste reden voor de verwaarlozing van deze Ariadne-versie is het tamelijk gecompliceerde decor in combinatie met sterk symbolische koren, een tweede de woelige periode van de jaren na de première met de aanloop naar WOI. Daarbij is het libretto van Catulle Mendes (1841-1909) geen simpel verhaaltje vol primaire emoties zoals in Manon en Werther. De oorzaak daarvan is de rol die Mendes heeft toegekend aan Phaedra, de zuster van Ariadne, die in de Franse theatergeschiedenis zo'n belangrijke rol zou gaan vervullen als hoofdpersoon in zowel Phèdre van Racine als Hippolyte et Aricie van Rameau.

De verwikkelingen beginnen als Ariane en Thésée bij hun vlucht van Kreta worden vergezeld door Phèdre die eveneens verliefd is op de Griekse held. Het is ook voor haar dat Theseus ondanks eerdere en hartstochtelijke liefdesverklaringen, Ariane op Naxos in de steek wil laten. Gekweld door wroeging vervloekt Phèdre echter de goden die haar verliefd lieten worden en wordt daarvoor met de dood bestraft.

Ariane's liefde voor haar zuster blijkt daarop sterker dan haar jaloezie en zij daalt af in de onderwereld waar zij van Perséphone toestemming krijgt met Phèdre naar de bovenwereld terug te keren. Ondanks hun goede voornemens geven de schuldbewuste Thésée en Phèdre daarna echter toch weer aan hun liefde toe. Samen verlaten zij Naxos en aangelokt door de zang van de Sirenen verdrinkt Ariadne zich in de Middellandse Zee.

Het gevolg van deze aanpak, typerend voor symbolistische en sterk elegische poëzie van Mendes is de verschuiving van het zwaartepunt. Dat ligt hier niet bij de liefde van Ariane voor Thésée en haar reacties op het feit dat deze haar verlaat, maar bij haar relatie met haar zuster, of beter: op hun beider relatie tot elkaar, want ook in de tekening van Phèdre neemt de relatie tot haar zuster van meet af aan een sterkere plaats in dan haar relatie tot Thésée.

Zeker in het cruciale laatste bedrijf is duidelijk dat Phèdre en Thésée niet voor elkaar kiezen omdat zij dat wíllen, maar omdat zij, ondanks hun gevoelens voor Ariane, gewoon niet anders kúnnen. En dat Ariane dat uiteindelijk ook beseft, blijkt uit haar berusting in haar lot. Haar slotmonoloog begint nog met teleurstelling en zelfs onderdrukte woede, maar meteen daarna volgt de acceptatie ('Een hart als het mijne had hun bedrog bijna geaccepteerd') waarop het bedrog van Phèdre en Thésée meteen gedefinieerd wordt als een mislukte poging haar juist haar geluk terug te geven.

Zelf ziet Ariane haar geluk vooral (en dat blijkt al tijdens haar duet met Thésée in het tweede bedrijf) in het feit dat zij de liefde heeft leren kennen, ook als de feitelijke relatie een einde heeft gevonden. Als zij haar monoloog eindigt met de woorden 'C'est d'aimer en pleurant que l'âme est mieux charmée' ('lief hebben in verdriet is de grootste weldaad voor de ziel'), is alleen daardoor al duidelijk waarom Massenet zich zo tot de tekst van Mendes aangetrokken voelde. Voor een componist in wiens uitgebreide oeuvre (28 opera's en 6 'drames sacrés et profanes') liefhebbende vrouwenfiguren centraal staan, is de mythologische Ariadne al bij voorbaat een fascinerend gegeven.

De romantische en elegische teksten van Mendes zullen die aantrekkingskracht niet weinig hebben vergroot, maar een nog grotere fascinatie vormde wellicht de mogelijkheid om in één opera twee vrouwen te kunnen schilderen die beide kampen met twee tegenstrijdige liefdes. Daarnaast bood het libretto Massenet een overdaad aan mogelijkheden voor schildering, met (vaak onzichtbare) ensembles van Sirenen, matrozen, roeiers, maagden, efeben, jagers en kinderstemmen.

Absoluut hoogtepunt in dit opzicht is het vierde bedrijf met de ontmoeting van Ariane en Perséphone binnen een muzikale omlijsting met koren van diverse soort bewoners van de onderwereld. Het is bijna een opera in een opera met een licht religieus getinte sfeer die soms doet denken aan Massenet's 'drames sacrés' maar ook aan diens Le jongleur de Notre-Dame, en met een prachtige rol van de mezzosopraan Julie Robard-Gendre als een waarlijk koninklijke godin vol 'menselijke' gevoelens.

Een ware vondst van Mendes is de introductie van Pirithoüs, de vriend en metgezel van Thésée's. In diverse scènes, onder andere met Ariane na de dood van Phèdre, vervult hij vooral een vertellende rol, maar hij fungeert tevens als commentator, zowel naar Thésée, wat voorkomt dat deze al te veel zijn eigen gevoelsleven op de voorgrond hoeft te plaatsen, als naar het publiek. Dat zijn rol hier zo sterk naar voren komt, is eveneens de verdienste van de bariton Jean-Sébastien Bou die met zijn persoonlijkheid en een lyrische voordracht een feitelijk ondergeschikt personage de allures van een hoofdrol weet te geven. Zijn Pirithoüs laat zelfs een sterkere indruk achter dan de goed gezongen en even idiomatische maar ook wat vlakkere Thésée van de tenor Jean-François Borras.

De in Egypte geboren en in Nieuw Zeeland opgegroeide Amina Edris gooit zich merkbaar met hart en ziel in de titelrol, maar ik had wel soms het idee dat ik voor deze rol een sopraan met een warmer en ronder timbre zou prefereren. Dat gevoel verdween tijdens de laatste twee bedrijven, al hield ik problemen met het feit dat haar stem en die van de op zich eveneens uitstekend zingende Amerikaanse Kate Aldrich te weinig contrasteerden om Ariane en Phèdre als verschillende personages tegenover elkaar te stellen. Het contrast met de vertolkingen van met name Robard-Gendre en Bou suggereerde bovendien dat beide zangeressen toch te weinig thuis zijn in de Franse culturele sfeer om de teksten van Mendes het volle pond te geven.

De muziek van Massenet had zich in 1906, ruim twee decennia na Manon en twaalf jaar na Werther ontwikkeld in een richting die soms doet denken aan de eerste opera's van Richard Strauss. Opvallend daarbij zijn de minder elegante melodische lijnen in de solistische partijen en de (vooral voor Ariane) sterk aanwezige stijgende intervallen. Bovendien is hier voor het orkest een opmerkelijk dramatische rol weggelegd die samen met de nevenrollen en de grote hoeveelheid sfeerbeelden van de koorpartijen riane meer 'modern muziekdrama' en minder 'traditionele opera' lijkt te maken.

Laurent Campellone staat bekend als een specialist voor de 19de-eeuwse Franse muziek en nadat hij eerder met het ensemble uit Saint-Étienne voor Bru Zane Le Mage dirigeerde, verzorgt hij hier met het ensemble van de Bayerische Rundfunk een sterke uitvoering van Ariane, een werk dat hij ook al dirigeerde bij het eeuwfeest van die opera in 2006. Fraai daarbij is de idiomatische klank van de Duitse koren die bovendien in een balans van nu eens dichterbij, dan weer verderaf of nog verderaf met b veel sfeer werden vastgelegd.

Goede vertolkingen horen we verder in de nevenrollen met onder meer drie bijdragen van de inmiddels in het Franse repertoire doorknede Judith van Wanroij. De uitgave voldoet weer aan de hoge eisen die we inmiddels aan de serie Opéra Français van het Palazzetto Bru Zane mogen stellen. In dit geval betekent dat een fraai tweetalig boekwerk van 168 pagina's, waarin het libretto wordt voorafgegaan door vijf verschillende artikelen waaronder een kritiek van Gabriel Fauré en een combinatie van twee interviews met Massenet.

Eén punt van kritiek: juist van Bru Zane verwacht ik ook aandacht voor de tekst. Dat het afgedrukte libretto niet altijd overeenkomt met wat feitelijk gezongen wordt, is nog te verklaren, maar als een solist 'douce absence' zingt in plaats van 'double absence' (en de tekst gaat ook echt over een 'dubbele afwezigheid'), is er door de dirigent en zeker door de producer niet goed opgelet. Misschien betreft het hier een incidentele verspreking, maar aangezien er twee uitvoeringen zijn opgenomen (en waarschijnlijk ook de generale repetitie), had dit gecorrigeerd moeten worden. En als het niet gaat om een verspreking maar om een terugkerende fout, had het toch iemand moeten opvallen!


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links