CD-recensie Massenet (1) - Don César de Bazan © Paul Korenhof, oktober 2020 |
Een van de fraaiste boeken uit mijn collectie is La Belle Époque de Massenet, een uitgave op lp-formaat met uitmuntende en rijkelijk van merendeels bibliografische noten en gecombineerd met schitterende illustraties. Zelfs voor bewonderaars van Jules Massenet (1842-1912) die geen woord Frans kennen een kostbare uitgave, al was het maar door de talloze fraai weergegeven foto's, decorontwerpen en andere prenten, die de sfeer van Massenet's muziek soms beter weergeven dan de mooiste opname. 1) Na een halve eeuw DNO waarin het Franse repertoire zowel kwantitatief als kwalitatief stiefmoederlijk behandeld werd, lijkt Massenet in Nederland vrijwel vergeten. Zijn belangrijkste opera, Manon, ooit een standaardwerk op het repertoire van de voormalige Nederlandse Opera, was na de liquidatie van dat gezelschap in Amsterdam alleen nog te zien in vier voorstellingen in 1966. Nog minder idiomatisch was de productie die DNO in 1981 uitbracht van de zelden gespeelde Don Quichotte, een opera die staat of valt met de titelrol. (Daarvan kon in dit geval alleen maar gezegd kon worden dat die stond noch viel, maar vocaal wel erg wankelde.) Daarna had DNO nog slechts belangstelling voor Werther , een opera die in de huidige tijd vooral profiteert van het feit dat moderne regisseurs het werk psychologisch zo interessant vinden. Dat bleek ook bij DNO, waar Susan Graham als Charlotte muzikaal de trekpleister vormde, maar waar Willy Decker toch een heel eigen visie op het werk presenteerde. Het was een sterke voorstelling, dat zeker, maar niet altijd in overeenstemming met de sfeer van de partituur en al helemaal niet met de strekking. Om zijn benadering te rechtvaardigen had Decker zelfs op een essentieel moment de tekst veranderd! Don César de Bazan Massenet schreef Don César de Bazan in de zomer van 1872 in zes weken tijd op advies van zijn oudere collega Jules Duprato (1827-1892) en op een tekst waarvan het leeuwendeel was geschreven door Adolphe Philippe d'Ennery. Ik citeer (vertaald) uit het autobiografische Mes souvenirs: 2) "Het werk werd in haast gemonteerd, in oude decors die d'Ennery dermate mishaagden, dat hij zich niet meer in het theater liet zien. De eer van de avond viel ten deel aan Mlle Galli-Marié, die enkele malen moest bisseren, en aan de Entracte Sevillana. Het werk zelf had minder succes en verdween al na de dertiende voorstelling van de affiche." 4) "Mijn collega Joncière, schrijver van Dimitri, bepleitte mijn zaak vergeefs bij de Société des auteurs, (...) aanvoerend dat men het recht niet had een werk van de affiche te halen als het nog een redelijke recette opbracht! Sympathieke woorden maar zonder resultaat! Don César zou niet meer worden gespeeld. Wel breng ik hier in herinnering dat ik later op verzoek van enkele theaters in de provincie het hele werk opnieuw heb moeten instrumenteren, zodat het weer in zijn originele vorm gespeeld zou kunnen worden. Het manuscript zelf van mijn eerste opera (niet gegraveerd met uitzondering van de entr'acte), was vernietigd bij de brand in mei 1887." 5) Massenet verzorgde dus een nieuwe partituur op basis van het klavieruittreksel dat hij zelf had vervaardigd (hij deed dat bij vrijwel al zijn werken) en op basis daarvan maakte Naxos vorig jaar in Compiègne deze opname, die overigens niet geheel compleet is. In een echte opéra-comique zijn de dialogen essentieel, maar hier horen we alleen die gesproken teksten die als melodrama boven een instrumentale begeleiding zijn gezet. Het libretto vormt een mantel- en degendrama in dezelfde sfeer die rond 1960 een reeks kleurrijke Franse avonturenfilms als Le Bossu en Le masque de fer met Jean Marais heeft opgeleverd. Eerder (1948) speelde Marais trouwens de titelrol in een verfilming van Ruy Blas, de in Frankrijk nog altijd populaire tragedie van Victor Hugo die ook het karakter opleverde van de Don César de Bazan. De hoofdpersoon in het libretto van d'Ennery heeft met Hugo's origineel nog maar weinig te maken, maar was wel uitgegroeid tot een bij een breed publiek bekende schelm, en daarmee tot een ideale kapstok om een luchtige opéra-comique aan op te hangen. Dramatisch heeft het verhaal verder weinig om het lijf. De Spaanse koning Karel II is verliefd op het danseresje Maritana, maar kan vanwege het standsverschil geen officiële relatie met haar aanknopen. Zijn intrigerende eerste minister Don José de Santarém vat dan het plan op om Maritana een schijnhuwelijk te laten aangaan met de schelmse Don César die ter dood is veroordeeld omdat hij in de Goede Week een - overigens alleszins eervol - duel is aangegaan. Dat huwelijk zal een uur vóór de terechtstelling van Don César worden gesloten, zodat nog diezelfde dag de weg vrij komt voor de verliefde koning. Het loopt natuurlijk allemaal anders en Massenet schreef voor zijn eerste opera muziek die gekenmerkt wordt door zowel de élégance als de aanleg voor couleur locale die we uit zijn latere opera's zo goed kennen. Dat hij ihier nog niet helemaal zijn eigen stem gevonden heeft, is logisch, maar de naklanken van Auber, Meyerbeer en Thomas misstaan niet. Die van Rossini trouwens ook niet en zo hoorde ik tot twee keer toe even diens Guillaume Tell (het 'trio patriotique' en de finale) - en niet tot mijn ongenoegen! Ook zien we hier al zijn neiging om een 'liefdespaar' niet per definitie te schrijven voor sopraan en tenor, maar om de stemsoorten op het karakter te enten. In dit geval leidde dat tot een hoofdrol voor een bariton met persoonlijkheid, humor en souplesse, die we in het Franse repertoire vaker aantreffen in rollen waar in andere landen, met name Italië, waarschijnlijk een tenor zou zijn gekozen. Daarmee lijkt de titelrol als het ware geschreven voor Laurent Naouri, die vanaf zijn eerste noten de hele uitvoering beheerst, en wiens heldere articulatie extra glans lijkt te verlenen aan zijn sonore, gepolijste timbre. Even perfect gecast is de speelse Maritana van Elsa Dreisig, de snel opkomende sopraanster aan het Franse firmament met een charme en een lyriek die doen denken aan Janine Micheau en Martha Angelici, maar met een coloratuurtechniek waarin Frans staccato gecombineerd wordt met een Italiaans aandoend legato. Haar Elvira in de Parijse I puritani van vorig jaar staat in mijn geheugen gegrift en wie de opname van haar Fiordiligi in de Salzburger Così fan tutte van deze zomer heeft gezien, weet dat haar repertoire zich ver buiten het Franse lyrische repertoire kan gaan uitstrekken. De travestierol van de jonge Lazarille, die in de openingsscène door Don César gered wordt uit de handen van een malicieuze kapitein van de wacht, is in goede handen bij de jonge Marion Lebègue. Haar mezzosopraan neigt meer naar de alt dan naar de sopraan en daarmee is zij waarschijnlijk donkerder van timbre dan de creatrice Célestine Galli-Marié, maar haar vertolking maakt wel duidelijk waarom haar voorgangster er zo'n succes mee had. Niet helemaal enthousiast ben ik echter over de koning van Thomas Bettinger, een ietwat stugge lyrische tenor die bovendien niet uitblinkt in de typisch Franse 'voix mixte'. Onder leiding van Mathieu Romano houden ook het door hem opgerichte ensemble Aedes en de Frivolités Parisiennes een overtuigend pleidooi voor Massenet's dramaturgische eersteling. Het geheel doet daarmee verlangen naar een geënsceneerde uitvoering, al was het maar omdat zo'n opéra-comique toch alleen met alle dialogen erbij goed tot zijn recht komt. De opname, gemaakt in het vrij kleine Théâtre Impérial in Compiègne, had misschien een fractie ruimtelijker mogen klinken en het cd-boekje lijkt een beetje volgepropt, maar een echt probleem levert dat niet op. _______________ index |
|