CD & DVD-recensie
© Paul Korenhof, maart 2023 |
Mahler klaagde er al over dat sommige dirigenten als een blind paard over de subtiliteiten in dit muzikaal juweeltje heen denderde, maar toch is dat vreemd. Eén blik op de partituur wijst er al op dat Mascagni en zijn librettist in deze pastorale komedie alles bewust heel intiem hielden: het verhaaltje, de handeling, de personages, de zang en de orkestratie. En als extra waarschuwing dient Mascagni's eerste woord in de partituur. Boven het voorspel schreef hij namelijk 'preludietto', dus niet 'voorspel' maar 'voorspelletje', en een dirigent moet heel wat vuil in zijn ogen hebben om daaroverheen te lezen. Daarnaast is er nog Mascagni's eigen opname uit 1941. De fijnzinnige klank daarvan is onnavolgbaar, maar daarop moeten we ons verkijken. Die 'kleine' orkestklank en de soms op extreem mezzavoce en ppp berustende zang van zijn solisten hangen ook samen met de ambiance van een oude studio-opname. Bij een uitvoering in grote concertzaal of een modern theater, moeilijk te imiteren (in de Haagse schouwburg zou het echter zeker mogelijk zijn). Anders ligt het met het door Mascagni nadrukkelijk nagestreefde intieme karakter. Zelf weet hij in het preludietto ('tempo di walzer moderato') met een subtiel spel van ritardandi en ritenuti een sfeer weer te geven van elegant in het zonlicht dansende luchtspiegelingen in een landschap vol pasteltinten. En dat mis ik bij deze live-opname uit Florence in de benadering door Riccardo Frizza, die overigens ieder ritardando, ritenuto, dolce, crescendo of decrescendo wel degelijk gezien heeft. Op de een of andere manie komt de partituur echter niet tot leven. Het klinkt allemaal braaf maar afstandelijk, en als het 'drama' op gang komt, doet het orkestspel mij eerder denken aan de wereld van Cavalleria rusticana of Verdi's La forza del destino, dan aan een pastoraal verhaaltje over twee naïeve jonge mensen die te verlegen zijn om elkaar hun liefde te bekennen. De zang houdt daarmee gelijke tred. Van de soms fluwelige lyriek die we kennen van Tagliavini, Pavarotti, Gianni Raimondi en ook nog redelijk van Ioan Hotea tijdens de recente ZaterdagMatinee, is weinig te bespeuren in de uitbundige, soms naar 'veristische' pathetiek neigende zang van Charles Castronovo. Als hij in het tweede deel van het kersenduet en het liefdesduet in het laatste bedrijf probeert terug te nemen, bereikt hij noch de vereiste pasteltinten noch de intieme lyriek waar de muziek en de situatie om vragen. De sopraan Salome Jicia ken ik inmiddels als een goede Adalgisa en een veelbelovende Norma, maar Suzel is een naïef kind van het platteland en daarvoor klinkt haar stem te groots en ook te ouwelijk. Bovendien zingt zij een fragment als de aria (arietta is een betere woord) 'Son pochi fiori' met een dramatisch vibrato alsof niet een paar bloemetjes komt aanbieden, maar de sleutels van een door de oorlog zwaar getroffen stad. Ook in het tweede bedrijf mis ik de meisjesachtige onschuld, maar zij revancheert zich in het derde bedrijf met een mooi ingehouden 'Non mi resta il pianto e il dolore' en een overtuigend aandeel in het daarop volgende duetje. Voortreffelijk (afgezien van het te sterke zangvolume) zijn de bijdragen van mezzosopraan Teresa Iervolino als Beppe en bariton Massimo Cavalletti als David. Diens optreden in de ZaterdagMatinee, waar hij op het laatste moment moest invallen, bewees echter dat hij onder een dirigent met meer affiniteit voor deze muziek, wel degelijk een intiemere vertolking kan neerzetten. Verhelderend en verwarrend tegelijk werkt echter het bekijken van de (technisch uitmuntende) Blu-ray disc. Voelde Frizza het werk misschien niet helemaal aan, regisseuse Rosetta Cucchi, artistiek leidster van het Wexford Festival, voelde het kennelijk helemaal niet aan en zette alles op alles om deze kleine, intieme komedie om te vormen tot een bij vlagen kluchtig spektakel. Daartoe verzon zij er bovendien een aantal personages en elementen bij om het allemaal nog wat levendiger en 'moderner' te maken. De regie-ellende begint al tijdens het subtiele preludietto, dat hier de muzikale achtergrond wordt bij een hoeveelheid onnodig geloop, gedraaf en gedoe in de door Fritz gedreven wijnbar. De bij Mascagni wat passieve titelheld is in deze productie namelijk een succesvol wijnproducent met een eigen bar, en Suzel, die hem in het begin wordt voorgesteld als een hem vrijwel onbekende dochter van een pachter, blijkt in het tweede bedrijf de administratie op zijn wijnboerderij te verzorgen. Ook op andere punten zien we de ene vreemde 'regievondst' na de andere, met als belachelijk dieptepunt het optreden van de huishoudster Caterina. Nadat zij in het eerste bedrijf al enkele malen als stoorzender heeft gewerkt, duikt zij in het tweede bedrijf opeens op om met gebarentaal Suzel te souffleren als David deze vraagt hem het verhaal over Rebecca aan de bron te vertellen. Maar het irritantste is dat we zelfs met deze regie worden geconfronteerd als we alleen maar naar de muziek luisteren, bijvoorbeeld doordat de regie enkele figuranten het gebeuren met irritante lachjes laat verlevendigen op momenten waarop de partituur daar absoluut niet om vraagt. index |
|