CD-recensie
© Paul Korenhof, december 2022 |
Enkele maanden voor zijn dood schreef Lully Acis et Galathée, een 'pastorale héroïque' in een proloog en drie bedrijven die een andere kant van zijn theatrale talent laat horen dan zijn tragédies-lyriques en zijn comédies-ballets. Het was, vijftien jaar na La Fête de l'Amour et de Bacchus, zijn tweede pastorale en tevens het eerste (en helaas ook het enige) theaterwerk dat hij voltooide nadat zijn trouwe librettist Philippe Quinault zich had teruggetrokken. In dit geval betrof het een gelegenheidswerk in opdracht van de Duc de Vendôme om luister bij te zetten aan het bezoek van de Grand Dauphin, de zoon van Louis XIV, aan het Château d'Anet, ooit gebouwd voor Diane de Poitiers, de maîtresse van Henri II. Voor het libretto wendde Lully zich tot de succesrijke toneelschrijver Jean Galbert de Campistron, die om te beginnen heel vaardig een proloog in elkaar zette waaraan de op jagen beluste Monseigneur zijn hart kon ophalen. Het libretto voor de opera zelf werd echter terecht flink bekritiseerd toen het werk korte tijd later in Parijs werd gebracht uitgevoerd. De in die tijd obligate proloog voert allereerst (met een verwijzing naar Diane de Poitiers) de jachtgodin Diana ten tonele om de Dauphin op passende wijze bij dit jachtfeest te verwelkomen. Vervolgens verschijnen l'Abondance (de overvloed) en Comus (god van het feesten) als garantie dat na een geslaagde jacht de feestelijkheden binnenshuis zowel overvloedig als geslaagd kunnen worden. Voor de pastorale baseerde Campistron zich op de episode uit Ovidius' Metamorphosen over de cycloop Polyphemus die, verliefd op de zeenimf Galatea, uit jaloezie haar geliefde Acis onder een rotsblok verplettert (boek XIII, vs 750-897). Anders dan in de door Händel gebruikte bewerking, waarin aan de drie personages alleen een vriend van Acis was toegevoegd, had Campistron het verhaal uitgebreid met een tweede liefdespaar, twee bijfiguren en de zeegod Neptunu, vader van Polyphemus. Met de eraan voorafgaande proloog zorgde dat wel voor een kleurrijker geheel, maar dramatisch werd het een beetje te veel van het goede. Lully, wetend dat in het theaterzaaltje van het Château d'Anet de enscenering aan beperkingen onderhevig was, realiseerde zich terdege dat hij die met zijn muziek moest compenseren, en slaagde daarin voortreffelijk. Niet alleen stralen zowel de vocale delen als de verplichte dansnummers een grote vitaliteit uit, maar hij wist ook de drie hoofdpersonen aanmerkelijk meer karakter mee te geven dan je op basis van het tamelijk simpele gegeven zou verwachten. Zonder meer verrassend is de scène daarna met een acht minuten durende monoloog waarin Galatée treurt om de dood van Acis, gevolgd door de reactie van de ontroerde Neptunus die hem in een rivier verandert en besloten met een passacaille met slotkoor van bijna een kwartier. Ook hier horen we Lully als theatercomponist op zijn best met een afronding die deze pastorale tilt naar het niveau van de tragédie lyrique. De uitvoering is een bijna twee uur durend instrumentaal feest, vol kleur en puntigheid van het continuo in de dialoogscènes en met een verrukkelijke afwisseling van élégance en levendigheid in de zangnummers en de dansen. Cyril Auvity sluit daar als Acis uitstekend bij aan, een echte 'haute-contre' met subtiele fraseringen, waar nodig licht puberaal in zijn voordracht en met een soms werkelijk bloedmooi pianissimo. In de sopraanstem van Ambroisine Bré klinkt voor de lieflijke Galatée af en toe misschien iets te veel metaal door, maar het karakter van het meisje dat al vroeg leert dat je met sommige mannen voorzichtig moet zijn, treft zij uitstekend. En die man is dan hier de Polyphème van Edwin Crossley-Mercer die met zijn lichte en flexibele 'basse-taille' de verliefde cycloop opmerkelijk veel karakter meegeeft. Meer dan eens had ik onwillekeurig de associatie met tekeningen van Obélix, nu eens een goeiige lobbes die rood aanloopt van verliefdheid, dan weer dommekracht die met het grootste gemak menhirs op Romeinse legioenen gooit. In zijn totaliteit is deze uitgave één grote verrassing, door de muziek van Lully, door de uitvoering met Rousset en Les Talens Lyriques in topvorm en door alle solisten, ook die in de kleinere rollen. En dat alles in prachtig heldere opname en met beide cd's in een fraai boekwerkje gestoken. Ook door de presentatie een hebbedingetje - en terecht. Muziek uit een tijd waarin esthetiek zo belangrijk was, moet ook met maximale aandacht voor esthetiek gepresenteerd worden. En dan oogt zo'n boekje toch heel wat aantrekkelijker dan een ordinair en breekbaar plastic doosje. Een ideaal kerstcadeautje (zo niet voor een ander, dan voor uzelf). index |
|