CD-recensie
© Paul Korenhof, december 2023 |
Een opname uit 1986 uit Lyon onder John Eliot Gardiner en twee recentere cd-versies volgen trouw de officiële partituur van de enige opera van Jean-Marie Leclair (1697-1764). Het bijzondere van deze nieuwe uitgave is dat die gebaseerd is op een manuscript in de bibliotheek van de Parijse Opéra dat tijdens de voorstellingen werd gebruikt door de 'batteur de mesure' (de 'maatslaander', de voorloper van de 'dirigent'). Ten behoeve van Mlle Chevalier, een van de twee 'dramatische' sterren van de Opéra, werd hierin in de rol van Circé het middenregister meer benadrukt terwijl - vermoedelijk vanaf de achtste voorstelling - haar triomfantelijke slotfrasen werden geschrapt. Om de dramatiek van het werk te versterken werden tevens andere coupures aangebracht, vooral in de recitatieven, en daarnaast bevat dit manuscript talloze praktische aanwijzingen met betrekking tot de manier van uitvoeren. Met uitzondering van de coupure in de slotscène zijn vrijwel alle in dit manuscript vermelde wijzigingen overgenomen voor deze nieuwe opname, die daarmee met 150 minuten op twee cd's past. Bovendien volgde dirigent György Vashegyi uit de theaterpraktijk ten tijde van Leclair de in verschillende bronnen vermelde gewoonte om behalve in de dansen 'continu' gebruik te maken van een continuo van enkele celli, een contrabas en een clavecimbel om aldus de klank te verrijken en het contrast tussen drama en dans te versterken. Zeker in onze oren leidt Vashegyi's aanpak aldus tot een dramatisch sterker en ook 'moderner' muziekdrama, maar na de première op 4 oktober 1746 bleken de tijdgenoten van Leclair minder enthousiast over het operadebuut van de toen 47-jarige componist. Daarbij speelden overigens ook andere elementen mee. Doorslaggevend was waarschijnlijk de structuur van het door een zekere d'Albaret vervaardigde libretto, al week dat wel zo sterk af van wat toen gebruikelijk was, dat het niet zonder medeweten van de componist tot stand had kunnen komen. Niet echt storend voor het conservatief ingestelde 18de-eeuwse barokpubliek was de herinvoering van een proloog met als duidelijke functie een eerbetoon aan de vorst. Dit element, zo ongeveer verplicht tijdens het regiem van Louis XIV, was toen reeds enkele decennia in onbruik, maar werd door d'Albaret in ere hersteld met een verwijzing naar actuele gebeurtenissen als het huwelijk van de Dauphin en de overwinning van Louis XV op de Engelsen tijdens de slag bij Fontenoy in 1745. Van meer invloed op de teleurstellende reacties van het publiek was het feit dat Leclair's 'tragédie lyrique' eindigde zonder het toen gebruikelijke 'lieto fine', bedoeld om de sfeer van vertrouwen in de vorst en de omringende maatschappij te versterken. Evenals in boek XIII en XIV van Ovidius' Metamorphosen (waarin het verhaal van Scylla en Glaucus overigens volgt op de toen populaire geschiedenis van Acis en Galatea) weet de jaloerse tovenares Circé het geluk van de jonge paar al meteen na hun bruiloft te torpederen en blijft de door smart verteerde Glaucus eenzaam achter. Geen 'happy ending' dus! Daarbij is het libretto van d'Albaret zeker niet ideaal. Het lijkt of de scènes met Circé zijn grootste belangstelling hadden, en sommige zijn inhoudelijk en in structuur zelfs bijzonder sterk, in het bijzonder de confrontatie van de tovenares met de beide gelieven in het vierde bedrijf en de daarop volgende explosies van woede en jaloezie die vervolgens twintig minuten lang dat bedrijf beheersen. Dat Glaucus - evenals Galatea - vertrouwt op toverkrachten om de gevoelens van een geliefde voor zich te winnen, kan nog op het conto van Ovidius worden geschoven, maar het feit dat Scylla aan het begin van het derde bedrijf zonder enige verklaring of motivatie verliefd blijkt op iemand die twee bedrijven eerder nog lucht voor haar was, werd al door tijdgenoten van Leclair als onlogisch aangemerkt. Het hele drama kreeg in de aanpak van Leclair vooral vorm in een grote hoeveelheid korte, sterk expressieve recitatiefscènes, soms drie, een enkele maal zelfs zes achter elkaar. Waar zij niet aaneengesloten zijn, worden de recitatieven eerder onderbroken door instrumentale passages en koren dan door een 'air', en ook zo'n air heeft slechts een beperkte lengte (de langste, Glaucus' 'Chantez, chantez l'amour' in het vijfde bedrijf duurt drie minuten). Daardoor komt de indeling van de cd's voor 150 minuten muziek uit op maar liefst 193 verschillende tracks! Met andere woorden: een typisch 'Frans' muziekdrama waarin het woord en het in de woorden uitgedrukte drama belangrijker zijn dan de zang als zang. Maar waar de muziek prioriteit opeist, zoals in de bijzonder expressieve koren en de vaak geaccentueerde dansmuziek, gebeurt dat met een kracht die het drama eerder versterkt dan onderbreekt! Dat deze opname mij meer dan de vorige overtuigde van de kracht van Scylla et Glaucus, een werk dat beslist niet onderdoet voor het merendeel van de Franse opera's uit die periode, inclusief die van Rameau, is niet alleen te danken aan de dramatische zeggingskracht van Leclair's muziek. Daaraan wordt ook in hoge mate bijgedragen door de sterke uitvoering die György Vashegyi ontlokt aan het Orfeo Orchestra, een uitmuntend solistenteam en een fraai accentuerend Purcell Choir (al hadden de koren iets minder ruimtelijk mogen klinken). Véronique Gens, ik schreef het al eerder, is na een grootse carrière als lyrische sopraan uitgegroeid tot een karakterzangeres op het hoogste niveau. Prachtig bij stem, al is haar timbre natuurlijk niet meer zo fris en jeugdig als vroeger, blijkt zij als de jaloerse en wraakzuchtige Circé nog altijd een vertolkster van het hoogste niveau. Zelfs de kortste aria kan bij haar een uitermate sterk moment opleveren, zoals blijkt uit track 18 tijdens haar uitbarsting van woede in het vierde bedrijf. Zij is hier overigens een ware primus inter pares, want in Cyrille Dubois heeft Frankrijk een uitzonderlijke jonge tenor voor dit repertoire, prachtig van lyriek en tekstbehandeling, en met een grote expressiviteit. Waren zijn scènes met Scylla juweeltjes van verzorgde lyriek, zijn zes minuten durende wanhoopskreet na haar dood brengt het laatste bedrijf tot een hartverscheurend hoogtepunt. En de vocale élégance plus de prachtig idiomatische, zeer 'Franse' Scylla van Judith van Wanroij doen vergeten dat haar rol door librettist en componist misschien iets minder scherp gekarakteriseerd is. Al met al een werk dat meer aandacht verdient, mede door een reeks uitmuntend vertolkte bijrollen in een juweel van een uitvoering! Alleen is het cd-boekje weer eens afgestemd op jonge muziekliefhebbers met nog altijd zeer goede ogen. index |
|